De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ZESDE ZONDAG VAN PASEN IN HET B-JAAR 2006
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2006

DE EERSTE LIEFDE


JEZUS ZOEKT VRIENDEN
Het is niet zo, dat wíj voor God hebben gekozen. Eerder immers heeft Hij ons opgezocht! ‘Niet jullie hebben Mij uitgekozen, maar ik jullie’. Het staat er zo eenvoudig.
Ze hadden staan vissen aan het meer van Galilea. Toen was die rabbi langsgekomen, de beroemde genezer uit Nazareth. ‘Kom mee!’, had hij geroepen. Misschien had Hij meer gezegd. Misschien hadden ze een hele avond zitten kletsen. Misschien waren ze eerst maar ‘ns een paar weken op proef meegelopen. Daar wordt niets over verteld. Wat Johannes voor het nageslacht bewaart, is die een korte, heftige herinnering. ‘Kom mee!’ En ze waren de leraar gevolgd. Niet zij hadden iemand uitgekozen maar Hij had hen geroepen!

GOD ZOEKT MENSEN
Het lijkt een eenvoudige zin, maar Johannes bedoelt er vast meer mee. Het gaat hem niet om een historische beschrijving van hoe de eerste ontmoeting tot stand is gekomen. Het gaat om iets fundamentelers. Het geldt voor al zijn lezers: zij hebben wel voor Jezus gekozen, maar meer en eerder is waar dat God hen gekozen had. We raken hier het wezen van de godsdienst.
Wie zichzelf beschouwt als het beginpunt van alles, die zet daarmee het Mysterie buiten zijn beschouwing. Wie denkt dat zijn eigen liefde de oorspronkelijke werkelijkheid is, die laat geen vermoeden meer opkomen voor het goddelijke geheim. Hij heeft God al uit zijn bestaan geëlimineerd.
Lang voordat je zelf kon nadenken over de wereld, lang voor je kon kiezen tussen waarden en idealen, was je al bemind en geroepen. Iemand had al naar je verlangd en alles voor je over gehad! Dat is een kostbaar besef. Lang voordat wij een ander liefhebben zijn we bemind. Uit de liefde zijn we ontstaan. Lang voordat wij ‘God’ kunnen stamelen heeft God ‘mens!’ groepen.

DE SLECHTE VADER
‘Ik kan niet van mijn zoon houden’, vertelde een man somber. Hij was een jaar of drie geleden vader geworden. Toen was de klad in zijn huwelijk gekomen. Achteraf kon hij het wel begrijpen, maar het had hem neerslachtig en vreugdeloos gemaakt. Hij was dolgraag vader geworden. Hij wilde hartstochtelijk graag zijn zoon omhelzen, hem naar bed brengen en verhaaltjes vertellen, voetballen op straat en op het veld. Hij wilde het allemaal dolgraag, maar hij kon het gewoon niet. Een ijzige kilte kwam over hem als hij zijn kind zag. Hij wist niet wat dat was. Hij voelde zich geremd, onhandig en leeg. Hij had geprobeerd zichzelf te dwingen. Hij had maandenlang gedaan alsof. Hij was er overspannen van geworden en driftig. Hij had tenslotte zijn baan verloren. De scheiding was gevolgd. Tenslotte was hij bij de dokter terecht gekomen. Psychische hulp had hij gekregen. Daar was het hem duidelijk geworden. Als kind had hij vreselijk geleden onder de dronkenschap en agressiviteit van zijn eigen vader. Zijn moeder had hij horen huilen ‘s nachts als hij in bed lag en de slaap niet durfde vatten. Heel zijn kindertijd was een ellendige machteloosheid en vernedering geweest. En nu, omdat hij niet bemind was, nu kon hij niet beminnen. Wij kunnen liefhebben omdat wij eerst bemind zijn.

BEMIND
Onze oorsprong kunnen we niet herleiden tot wat daaruit is voortgevloeid. Het geheim van ons bestaan is niet te reduceren tot de huis-tuin-en-keuken dingetjes van alledag. Voordat wij liefhadden was er al liefde. Voordat wij konden denken was er al logica. Voordat wij in God geloofden had God ons al gezien.
En nou is het de kunst, verzekert Johannes ons, om in die liefde te leven.
Dat verbindt ons met de Eeuwige.

DE WAAROM-VRAAG
Lieve kinderen. Oma liep helemaal achteraan in de ‘zondagmiddagse’ stoet wandelaars. Ze had Jannus aan de hand.
'Oma-haah?’
‘Ja Jannus’
‘Waarom eh...?’
‘Gelukkig loopt ie naast oma’, zuchtte mamma die voorop liep. ‘Ben ik eindelijk eens van dat ge-waarom af!’
‘Waarom eh, klimt die eekhoorn in de boom?’
‘Ik denk dat de eekhoorn wil spelen.’
‘Waarom wil die spelen?’
‘Nou, anders is hij zo alleen.’
‘Met wie gaat-ie spelen?’
‘Ik denk met de vogeltjes in de boom.’
‘Met die vogel daar?’
‘Ik denk het.’
‘Waarom is die vogel zo vrolijk?’ Oma leek omhoog en zei:
‘Ik denk dat ie een eitje heeft gelegd.’
‘Waarom heeft-ie een eitjes gelegd?’
‘Zíj! Zij heeft gelegd’, verbeterde oma. ‘Omdat het lente is.’
‘Waarom is het lente?’
‘Het is lente, omdat de zon weer terugkomt.’
‘Waarom komt de zon terug?’
‘De zon komt elk jaar terug als jij jarig bent.’ Toen was het even stil. Wel drie minuten. Je kon een heleboel vogels horen fluiten.
‘Dus’, zei Jannus toen, ‘omdat het lente wordt leggen de vogeltjes een ei. En daarom zijn ze vrolijk en willen de eekhoorntjes met ze spelen. Daarom is het hele bos blij... en daarom ben ik jarig.'
Oma pinkte een traantje weg met haar zakdoek.
‘Precies. Omdat de hele schepping blij was, en omdat oma blij was en pappa en mamma, daarom ben jij geboren. Het eerste was God blij, en toen is het allemaal begonnen.’ Jannus maakte een huppeltje en was even uitgevraagd.
Maar moeder, die nog steeds voorop liep, wist wel dat er nog wat kwam. En ja hoor!
‘Waarom was God blij?’ Oma gaf het op.
‘Ik weet het niet Jannus. Dat weet niemand.
‘Ik denk dat ik het weet’, zei Jannus. ‘Misschien verheugde Hij zich op de vogeltjes die zouden komen.
‘Dat moet het zijn, Jannus, dat moet het zijn...’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag233
gister193
deze maand507
totaal825153