De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

DERDE ZONDAG VAN PASEN IN HET B-JAAR 2006
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2006

MENS WORDEN

'BIG EDDA'
Het evangelie van vandaag wil iets bewijzen. De echtheid van Jezus! Een oud kermis-tafereel komt bij mij op. Ik kon genieten van de klanken, geuren en kleuren van kraampjes en toestellen, van klatergoud en onvervuld verlangen. Vooral de tenten waar rariteiten werden getoond boeiden me. Ik herinner ik me ‘Big Edda’. Ze was zo kolossaal, dat van de bezoekers niet alleen entreegeld werd gevraagd maar ook een vrijwillige bijdrage bij de uitgang, opdat Edda extra vitamine zou krijgen. Dan was er ‘het-meisje-met-die-lange-nek’.‘Díe’: de kermisbazen hadden een voorkeur voor het aanwijzend voornaamwoord. Er was ook nog: ‘de-dame-zonder-hoofd’, na een verkeersongeluk in de Verenigde Staten in leven gehouden. Al die rariteiten zijn verdwenen. Kermisgasten laten zich niets meer wijsmaken. En dat was de kunst! De bezoeker moest iets op de mouw gespeld krijgen. De theatertjes legden zich toe op de bewijsvoering. Bij ‘de-dame-zonder-hoofd’ werd het slangetje met de kunstmatige ademhaling dichtgeknepen zodat het lichaam begon te schudden. ‘Big Edda’ zou, ten bewijze van haar echtheid, een stukje van haar knie laten zien. En ‘het-meisje-met-die-lange-nek’ bewees tenslotte haar echtheid door op ‘die toeter’ te blazen.

JEZUS IS ECHT
Jezus verschijnt. Er is verwarring onder de vrienden. Geruchten, blijdschap en ongeloof. De evangelist vindt niet de juiste woorden om precies te beschrijven wat hij bedoelt. Jezus is geen geest, maar ze herkennen hem niet onmiddellijk. Hij is ook geen spook. Je kunt Hem aanraken en betasten. Ten bewijze van de echtheid wordt ons beschreven dat Hij een hapje vis nuttigt. Wat moet dat toch?
U moet zich realiseren dat Lucas vertelt tegen de achtergrond van een bepaalde discussie.
Het zich snel uitbreidende christendom kwam in het vaarwater terecht van andere stromingen. Zo was er een filosofie die verkondigde dat de geestelijke werkelijkheid de ware realiteit was en dat de stoffelijke wereld slechts tweederangs en oneigenlijk was. Gnostiek noemt men die richting wel. Het onlangs gepubliceerde geschrift, ‘het evangelie van Judas’ hoort daar toe. De volgelingen van de priester Mani, de Manicheeërs, mag je eronder rangschikken en ook de ‘Doceten’. Deze leerden dat Jezus nooit een lichamelijke persoon was. Hij zou alleen een geest zijn geweest. Zijn lichamelijke gestalte was slechts schijn. In de geest had hij de mensen verlost en bevrijd van hun lichamelijkheid. Deze ideeën zijn tot laat in de Middeleeuwen blijven bestaan. Bij de Katharen duiken ze weer op.

STUKJE VIS
Deze Doceten waren ook vertegenwoordigd onder de christenen voor wie Lucas zijn verhaal doet. Lucas is het niet met hen eens. De werkelijkheid waarin we leven is een stoffelijke. De mens heeft een lichaam. ‘Het woord is vlees geworden’, riep Johannes. En zo moet je je Jezus ook voorstellen, als een mens die pijn voelt, die rondloopt, die eet en drinkt. De Jezus waarover wij het hebben is mens als wij. Dat wil Lucas zo duidelijk en beeldend mogelijk vertellen. Daarom hecht hij eraan te beschrijven dat men Jezus kan betasten en dat hij drinkt en eet.
De details in het verschijningsverhaal laten ons - misschien ten overvloede - weten, dat Jezus mens is geweest. Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is blij geweest. Hij was verwonderd, door medelijden verscheurd, en zeker heeft hij gelachen en vriendschap ervaren. Hij stond niet boven de werkelijkheid maar erin. Hij hield van vis.

VLEES EN BLOED GEWORDEN
Dit is het wat Lucas ons te vertellen heeft. Gods woord is werkelijk mens geworden. En nu leeft hij opnieuw in het hart van zijn leerlingen. In hun idealen en in hun geweten. Hij bestaat in hun breken en delen, in hun liefde. Daar wordt hij vlees en bloed. Want God was hem trouw, ook toen alles zich tegen hem keerde, ook in zijn kruisdood. Hoe godverlaten de wereld ook kan lijken, reken er maar op dat God van ons houdt. Hiervan zijn wij de getuigen. Te beginnen in Jeruzalem!

BALLON
Lieve kinderen. De oma van Bram was dood. Morgen zou de begrafenis zijn. Ome Jacques was langsgekomen.
‘Ga je mee naar het kerkhof, morgen?’, had hij aan Bram gevraagd. Bram had zijn vuisten nog wat dieper in de zakken gestopt en zonder op te kijken gezegd:
‘Tuurlijk’.
‘Ik had gedacht, misschien is het leuk als alle kleinkinderen een ballon omhoog laten vliegen’, had oom gezegd.
‘Hmm’, Bram bromde. Bram vond dat iets voor kleintjes. Suus van 3 jaar en Kira van 4, die moesten maar ballonnen oplaten. ‘Ik hoor toch niet bij de kleintjes!’ zei Bram tenslotte. Bram was al bijna tien. ‘Oma ziet die ballonnen toch niet meer!’ mompelde hij er achteraan. ‘En de hemel is heus niet boven de wolken!’ zei hij wijs. Ome Jacques ging naast hem zitten.
‘Je hebt gelijk Bram. God is overal, de hemel is niet boven de maan of de sterren. Maar weet je wat? Een ballon moet je kunnen loslaten. Dat is moeilijk voor kinderen. Je zult zien dat Kira en Suus hem niet willen loslaten. En dat doen we bij de begrafenis. We laten oma los. Ze is vrij. Ze mag naar God. We kunnen haar niet vasthouden. Daarom lijkt begraven wel wat op het loslaten van een ballon. Jij zou de kleintjes erbij kunnen helpen.’
Bram sloeg de ogen op. Keek ome Jacques aan me slimme blik en zei beslist: ‘Oké, we doen het!’



  MENU


   
BEZOEK
vandaag273
gister193
deze maand547
totaal825193