De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

DERDE ZONDAG IN DE 40-DAGENTIJD VAN HET B-JAAR 2006
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2006

HANDELTJE MET GOD

ONTHOOFD
Toen al-Qaeda plannen maakte om Amerika in het hart te treffen, kozen de terroristen voor het Wereld Handelscentrum. In hun ogen was dit de achilleshiel van het kapitalistische westen. Maar de economie draaide door, hoe diep de wonden ook waren. Hoe kun je eigenlijk een volk fataal treffen?
Stel je eens voor dat door een ramp het Vaticaan werd weggevaagd. Dat zou een onvoorstelbare crisis veroorzaken. Wie kreeg de leiding? Zouden alle kerkprovincies gewillig volgen? De gelovigen zouden zich verweesd en onthoofd voelen.
Nog veel fataler was, wat de Romeinen deden in het jaar 70. Joodse verzetsstrijders waren in opstand. De tempel was ontheiligd. Een opstand in Caecarea had onverwacht succes en sloeg over naar Jeruzalem. De Joodse overheden hadden steeds geprobeerd een confrontatie met de Romeinen te vermijden. Nu zwichtten ze voor de populariteit van de rebellen. Een Romeins garnizoen werd verslagen. Nero stuurde 60.000 legioensoldaten. Jeruzalem werd belegerd en er brak een hongersnood uit. Op 29 augustus van het jaar 70 werd de stad veroverd en in brand gestoken. Ook de tempel ging verloren. De opstand moet ruim een miljoen mensen het leven hebben gekost.

JODEN EN CHRISTENEN
Het Jodendom verloor de enige plek ter wereld waar men Gods aanwezigheid eerde. Er waren geen priesters meer om de voorgeschreven offers te brengen. Het joodse geloof moest een totaal nieuwe vorm krijgen. Dat dit gelukt is mag een wonder heten. De oorsprong van het joodse geloof ligt bij nomaden. Zij hadden geen vaste stek. Ook niet voor hun God. Misschien heeft dat geholpen.
De opstandelingen hoopten dat God zijn Messias zou sturen als Jeruzalem in gevaar was. De Christenen deden niet mee met de rebellie. Zij hadden hun Messias al. Dit werd door de Joden als verraad gezien. Er ontstond een diepe kloof tussen Joden en Christenen. In de jaren en eeuwen die volgden zou die desastreuze vormen aannemen. Vele Christenen vergaten hoe joods zij waren.

TEMPEL OF JEZUS
In hun discussies met de Joden beklemtoonden de Christenen dat zij geen tempel nodig hadden. Jezus was hun tempel. In hem had God gewoond. In Hem woonde God nog steeds. De sporen van deze discussie vinden we terug in het evangelie van vandaag. ‘Breek de tempel af en Ik word de nieuwe!’
De tekst herinnert ons eraan dat onze wieg het Jodendom is. Kunnen we er nog iets anders uit leren?

DE KOOPMAN
Een stukje preek uit de Middeleeuwen heeft ooit indruk op me gemaakt (Meister Eckhard).
‘Wie is die koopman die Jezus eruit ranselt?’, las ik daar. ‘Is dat niet de mens die het met God op een akkoordje gooit?’
Als we bidden gaan we vaak onderhandelen:
‘God ik kom elke zondag naar de kerk; ik steek een kaars voor Je op; ik betaal mijn bijdrage; ik offer voor Afrika; ik koop een straatkrant; ik brand een noveenkaars; ik loop de bidweg..., maar dan moet Jij de pijn van mijn tante verlichten; mijn dochter laten slagen voor het herexamen; mijn zus sterkte geven na de scheiding en mij een goede uitslag in het ziekenhuis.’
Mensen die zo bidden geven zich niet aan God over, maar zij zijn bezig zichzelf een God te maken. Een die niet bestaat. Ze zijn niet geïnteresseerd in de God die er werkelijk is. De Levende woont niet in een stenen tempel; Hij is niet te koop op de markt. Hij komt je leven binnen als het er stil is geworden.
Als de drukte van begerig shoppen is verstild. Hij is er zomaar, voor wie - als Jezus - onbaatzuchtig zijn ogen sluit en de handen vouwt. Misschien lijkt God daarom zo ver weg, omdat onze tempel zo’n drukke bedoening is. Er moet zoveel!
Geloven is geen deal sluiten.
Het is een daad van overgave aan de Eeuwige..

KAARSJE
Lieve kinderen.
Toen Marco met oma in de Super was geweest, zei oma:
‘Nou gaan we een kaarsje opsteken.’ Ze liepen de kerk binnen en bij het schilderij van Maria stak oma een kaarsje aan en Marco mocht er twee aansteken.
‘Nou kun je een wens doen’, zei oma. ‘Doe je ogen maar dicht en dan bid je eventjes. Kun je dat?’
‘Tuurlijk’, zei Marco. Hij had de ogen al stijf dicht, maar zorgde ervoor dat hij tussen de spleetjes nog genoeg kon zien want een jongen moet op zijn hoede blijven.
‘Eens kijken...’ bad Marco, ‘lieve God, ik wou dat pappa vanavond wat vroeger thuis was en dat ik heel lang op mocht blijven en dat mijn zusje niet zolang achter elkaar zat te chatten.’
Want dat chatten van Yv’ was echt een probleem. Dat kon uren duren. En als hij er iets over zei, dan zei mamma altijd:
‘Nou is het genoeg. Uit met dat ding!’ en dan mochten ze allebei niet meer achter de computer.
Oma had de knopen van haar jas gecontroleerd en de kraag omhoog gezet en ze waren al op de terugweg. Het licht van buiten stak in de ogen. Enkele passen zeiden ze niks. Toen vroeg Marco ineens:
‘Oma, waar heb jij nou eigenlijk voor gebeden?’ Ja, waar zouden grote mensen voor bidden, dacht Marco. Die hadden toch niks om voor te bidden. Die hadden toch alles al! Oma glimlachte.
‘Ik heb voor jou gebeden!’
'Voor mij?’ Marco schoot in de lach. ‘Wat is er dan met mij? Voor mij hoef je toch niet te bidden!’
‘Nou zei oma, ik heb gebeden dat ik zo blij met je ben.’ Marco kreeg er een rood hoofd van.
‘Ik ben zo gelukkig dat jij er bent en dat Yv’ er is...’ En even later, terwijl zij in zijn hand kneep: ‘jullie zijn mijn schatten.’
‘Schatten...? Chatten...!’, schaterde de schat.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag236
gister193
deze maand510
totaal825156