De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

NEGENENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET A-JAAR 2005
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2005

MET VUILE HANDEN

OPSTAND
In het land van koning Herodes heerste angst en bittere armoede. Jezus was net geboren. Na Herodus’ dood braken onlusten uit. Keizer Augustus zette koning Archelaos af. Jezus zal een jaar of tien geweest zijn. Palestina kwam rechtstreeks onder Romeins bestuur. Er kwamen procurators. Pontius Pilatus was de bekendste. Hij was gehaat. Hij had al eens beelden van de keizer tijdens de donkere uren van de nacht Jeruzalem binnen laten smokkelen. Jezus was een jaar of twintig. Er dreigde opstand en Pilatus bond in. Hij was bezig met de bouw van een aquaduct en betaalde dat door beslag te leggen op de tempelbelasting. Ook hierop braken rellen uit.

HERODIANEN
De priesterkaste in Jeruzalem werd gevormd door de zeer traditionele Sadduceeën. Sommigen wilden de koning, en vooral Rome, tevreden stellen. Ze hoopten zo dat het joodse geloof de status zou houden van ‘geoorloofde godsdienst’. Ze hoefden daarvoor niet mee te doen aan de keizercultus, mits ze in de tempel elke dag een offer opdroegen voor de keizer. De koningsgezinden werden Herodianen genoemd. Jezus is inmiddels een jaar of dertig en is in korte tijd een geliefde prediker geworden. In de ogen van de leiders wordt Hij lastig. Ze willen hem monddood maken. Er wordt een monsterverbond gesloten tussen twee aartsvijanden: de Farizeeën en de Herodianen; tussen lieden die faliekant tegen het gebruik van tempelbelasting waren voor Romeins projecten en mensen die vonden dat dit offer moest worden gebracht.

VUILE HANDEN
Als je je verdiept in die dagen, dan besef je dat het bijna niet mogelijk was om met schone handen te leven. Wie principieel riep dat er geen cent naar Rome mocht, riskeerde dat het hele volk werd platgewalst. Zelfs terwille van de goede zaak moest je gedeeltelijk met de vijand heulen. Jezus werd bevraagd door mensen met vuile handen.
Ik herken er mezelf in. Ik vind de schepping heilig. Ik geloof dat het doodzonde is dat er op aarde diersoorten worden uitgeroeid omdat de mens geen plek voor ze laat. Terwijl ik dat denk geef ik gas, want ik moet om zes uur in Roermond zijn. Ik vind mensen heilig. Ze zijn een sacrament van God. Het is een absolute schande dat miljoenen in de derde wereld worden uitgehongerd. En terwijl ik dat denk ruim ik de koelkast op, gooi was kaas weg die over de datum is en eet een puddinkje teveel. We leven met vuile handen. Vaak kunnen we niet anders. Met het om zeep helpen van onze beschaving is niemand geholpen.

BELASTING TILLEN
In die situatie wordt Jezus bevraagd. ‘U bent toch zo iemand’, beginnen ze ‘die niemand naar de mond praat. U zegt niet enkel wat populair maakt of koningen welgevallig is. Vertel ons dan: Hoe zit dat met de belastingen?’
Dan komt een belangrijke zin. Ze is wel eens over het hoofd gezien als deze tekst gebruikt wordt om de scheiding van kerk en staat te verdedigen. Er staat: Jezus doorzag hun bedoelingen. Dat wil zeggen: Jezus begreep dat er onder de vraag een poging lag om hem te strikken. Hij geeft geen antwoord op de feitelijke vraag, maar hij weert zich tegen de poging om in de val te lokken. Zou hij zeggen: ‘Ja, betaal belasting’, dan schaart hij zich in het kamp van de Herodianen die het met de bezetter op een akkoordje hebben gegooid. Zou hij zeggen: ‘Nee’, dan schaart hij zich onder degenen die het Romeinse gezag ondermijnen. Zijn vragenstellers willen geen wijsheid horen maar zij willen verdeeldheid zaaien. Zij willen een ethische vraag gebruiken om de eigen machtspositie te verbeteren. Daarom zegt Jezus eigenlijk: ‘Met welke onbenulligheden houden jullie je bezig? Geef de keizer het zijne, maar geef vooral God wat God toekomt. De munt draagt het beeld van de keizer, maar de mens draagt het beeld van God. Onthullen dat de mens, en wel elke mens, een vonk is van de Eeuwige, dat moet je inspanning zijn.

MENS OF MUNT
Ik kan niet zonder vuile handen door het leven gaan. Ook mijn belastingcenten houden een wereldeconomie in stand die onrecht doet. Onrecht in Afrika. Onrecht in Nederland. Maar die vragen zijn er niet om elkaar mee om de oren te slaan of om eigen heiligheid te proclameren. Er is iets beters te doen: elke dag handelen uit eerbied voor de mens die het beeld van God is.

VLINDERTJES
Lieve kinderen. Sem en Lotte waren de dikste vriendinnen. De zon scheen. In het bos wandelden - of liever: dansten - ze wel een kilometer voor de grote mensen uit. Ze huppelden gearmd en hun stemmetjes joegen de eekhoorns ìn de bomen en de vogeltjes eruít. Het bospad kruisten een verharde weg en precies daar, even voorbij een wegwijzer, daar lag iets te blinken. ‘Kijk!’ riep Lotte en met Sem renden ze er naar toe: daar lag in de zon een gouden vlinder te stralen. Aan een prachtig kettinkje. Sem raapte het op. Wat mooi! Ze deed de vlinder om haar hals. Lotte lachte en riep: ‘Nou ik!’ ‘Wat nou ik?’ vroeg Sem. Het klonk bijna streng. ‘Ik heb hem het eerst opgeraapt.’ ‘Maar ik heb hem het eerst gezien. Dat is niet eerlijk. Jij bent niet lief.’ Pruilend en scheldend liepen de meisjes terug. Daar begon de ruzie opnieuw. ‘Ik had die hanger het eerst gezien.’ ‘Ik had hem ook gezien, en ik had hem het eerst gepakt...’ ‘En nu houd eens allebei je mond’, zei mamma. Ze maakte de vlinder los. ‘Hij is werkelijk mooi. We brengen hem naar het politiebureau.’ Er is iets dat nog veel mooier was dan die vlinder. Dat is jullie vriendschap. Die is toch veel kostbaarder!’ Mamma had gelijk, maar het duurde nog anderhalf uur voordat Sem en Lotte weer dansten in de zon. Als twéé vlindertjes!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag143
gister81
deze maand224
totaal824870