De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

EENENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR 2005
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2005

SPIEGELTJE

IJDELHEID
Thuis op het buffet stond een foto van tante Riet, gemaakt door Koch, een beroemde fotograaf uit Roermond. Als kind moesten we erom lachen. Tante Riet keek met een lieve, licht sensuele blik in de lens, zoals we dat kenden van de hoezen van foxtrot-muziek. Haar handen waren gevouwen, met twee uitstekende wijsvingers die recht omhoog in haar kin prikten. We vonden het nogal komisch.
Tante Riet kwam logeren; de jongens verhuisden er graag voor naar de zolder, de meisjes naar de jongenskamer. Aan tafel ontstond spontaan een kinderspel: we gingen allemaal met gevouwen handen zitten en de twee omhoog stekenden wijsvingers onder de kin. Toen mijn vader dat door kreeg werd hij verschikkelijk boos. We begrepen er niets van. Later legde hij uit dat de pose met de wijsvingers een vondst was van fotograaf Koch... om een onderkin te verbergen!

TANTES
Deze lieve, ijdele tante Riet werd oud; kreeg problemen met haar ogen en leed daar verschrikkelijk onder. Ik vroeg wat ze het ergste vond aan blind worden. Is het de eenzaamheid, de afhankelijk of het onvermogen de krant te lezen?
Het ergste voor Riet was dat ze niet meer in de spiegel kon kijken. Ze wist nooit zeker of ze er netjes uit zag en of er geen vlek op de blouse zat. Ze ging zich isoleren. Ze kon er niet meer op vertrouwen dat ze goed overkwam.
Wat vinden anderen van jou? Dat is belangrijk.

KLEINE KINDEREN
We wisten het al in de wieg! Wat anderen vinden is het belangrijkste instrument in de opvoeding. ‘Lievelei, dat heb je keurig gedaan’ zegt moeder wel honderd keer per dag, en elke keer groeit Lievelei twee centimeter. ‘Dat vindt mamma helemaal niet lief...’ klinkt het evenvaak, alleen werkt het minder goed, want Lievelei weet wel beter. Mamma zegt het, maar ze meent het niet en de knoppen van laatjes willen zo nodig open.

PUBERS
Wat vinden de anderen? Jurriaan was voor zijn eindexamen geslaagd. Zijn vader had hem getrecteerd op een weekje New York. Hij vertelde: ‘Als toerist liep ik de hele dag met mijn neus omhoog. Ik raakte niet uitgekeken op de wolkenkrabbers en ik moest lachen om mijn zoon. Die heeft niet één keer naar boven gekeken.’ ‘Pappa doe niet zo stom, dalijk zien ze dat je toerist bent!’ Hij had zijn honkbalpetje niet afgedaan en keek, met schijnbaar onbewogen gezicht, nooit hoger dan de klep toeliet. Wat anderen van je denken is voor tieners extreem belangrijk. Het schrijft je kleding voor, maar ook de ijver waarmee je je huiswerk maakt, of de onverschilligheid waarmee je het verwaarloost.

'MEN'
Wie iets wil tégen de zin van de anderen, die heeft het moeilijk. Dus wie bijvoorbeeld en hoofddoekje wil dragen zoals mijn moeder vroeger deed, die heeft het moeilijk. Wie rust vindt om drie kwartier in de kerk te zitten, heeft iets uit te ;leggen. En wie eens met een ander over zijn geloof wil praten, eveneens.
‘Wat zeggen de mensen over mij?’ vraagt Jezus. ‘En wat zeggen jullie over mij?’

GOEDE VRIENDEN
De vragen worden kort opgesomd door Matteus. Het is duidelijk dat eronder een hele ontwikkeling ligt, een hele worsteling met de identiteit. Wie ben ik? Wie ben ik eigenlijk? En laat ik me realiseren dat dat iets heel anders is, dan hoe anderen mij zien. Wie ben ik eigenlijk, en misschien kunnen mijn beste vrienden me daarbij helpen. Twee vragen dus.
Wie zijn wij eigenlijk? En realiseren we ons dat de tijdgeest ons kan misleiden. Ze dreigt ons te dicteren hoe we ons moeten voelen.
Wie zijn we eigenlijk? En de antwoorden van dierbaren kunnen ons helpen.
De mensen geven namen: Jeremia, een profeet, Elia... Petrus huivert: Zoon van de Levende!
De mensen zeggen: Je bent ontstaan uit het toeval, een gedegenereerde aap, een complexe toevalligheid van een spel van eiwitten, een je-doet-er-niet-toe, een pak-wat-je-krijgen-kunt... En je dierbaarste zegt: een engel, godsgeschenk, als-ik-jou-niet-had...
Kind van God. Dat is onze diepste identiteit.

SNUF-DE-TWEEDE
Lieve kinderen. Madelief had een prachtig konijntje. Snuf-de-tweede heette ze. Want Snuf was een meisje. Dat had Madelief zo bedacht. Voorzichtig hield ze Snuf-de-tweede op haar arm. Met de linkerhand aaide ze over zijn oren. Snuf-de-tweede ging mee naar school want Madelief moest een spreekbeurt houden over konijnen.
Op school gekomen legde ze een oude krant op haar tafeltje en daar kwam Snuf-de-tweede bovenop terwijl Madelief het hoofd van het beestje stevig vasthield. De kinderen kwamen binnen. Madelief vertelde wat ze had gedownload van www-konijnen-punt-nl, over rassen en voer en zindelijk maken. Toen mochten de kinderen vragen stellen. Geert-Pieter wilde weten: ‘Waarom is je konijn zo vet?’ Yoice vroeg: ‘Waarom zijn de pootjes zo vies?’ En toen riepen de kinderen door elkaar. ‘Waarom stinkt ie zo?’ en ‘Waarom heet-ie Suf.’ Toen had de juf ingegrepen. Niemand mocht meer vragen stellen en Madelief zat te snikken met Snuf-de-tweede in arm. ‘Trek het je niet aan’, had de juf gezegd, ‘ze plagen je maar wat.’ Maar de tranen waren die middag gebleven en thuis zat ze bij Snuf te snikken. ‘Je bent niet dik hoor, het bent niet vies, je bent lief, heel erg lief en zacht en mooi ben je ook, en wat die akelige kinderen zeggen dat zijn ze zelf. En weet je wat? Voortaan noem ik je Snuf-de-eerste want je bent de beste.’ Madelief gaf Snuf een dikke zoen op haar oren. Van goeie namen word je beter.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag25
gister81
deze maand106
totaal824752