De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

TWAALFDE ZONDAG DOOR HET JAAR 2005
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2005

MINACHT DE MUS NIET

VEROORDELEN
Tijdens een fietstocht zat ik in Gulpen op een terras. Onmiddellijk kwamen twee mussen vol verwachting naast me zitten. Ze hielden me in de gaten. Achter me hoorde ik een man en een vrouw kwekken. ‘Over anderhalf uur komt de koningin langs’ zei de man. ‘Ze is niet naar de paus geweest’, zei de vrouw, ‘dat ze hier ook maar wegblijft.’ De man grinnikte. ‘Die paus was ook geen makkelijke’, zei hij. ‘Zeg dat wel’, riep de vrouw net zo vrolijk. ‘Veel te oud.’ ‘Gaan die meiden naar de koningin?’ Er kwamen een stuk of tien meisjes naar het terras. ‘Nee, die hebben eindexamen Frans gehad.’ ‘Frans! Poe, heb je in Luik wel eens koffie besteld? Die verrekken het je te verstaan. Onbeschoft volk!’ ‘Waar halen die meiden het geld vandaan?’ ‘Kssjt’ riep de man en joeg mijn twee mussen weg.
Wat zijn wij mensen toch voortdurend bezig met anderen te veroordelen. Koningin, paus, de eindexamenklas, iedereen die voorbijloopt. Ik ook nog de twee achter me. Veroordelen is een tweede natuur geworden.
We betalen er een hoge prijs voor. Door de veroordelingen die we uitspreken, voelen we onszelf ook door anderen veroordeeld.
De mussen waren weer teruggekeerd aan mijn tafel.

OVER MUSSEN
Mussen leefden in zwermen in de bomen. Ze pasten zich makkelijk aan en kwamen dicht bij de mensen nestelen. Bij een vogelhandelaar kosten ze bijna niks.
Dat is tegenwoordig anders. In de krant lees je dat mussen verdwijnen. Hun jongen stikken in het isolatiemateriaal onder de dakgoten.
Mussen zijn slim. Ze overleven in koelhuizen bij 24 graden onder nul, ze komen pakhuizen binnen door onder een vrachtwagen mee te vliegen.
Enkele jaren geleden hield de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Veldbiologie een nationale mussentelling. Uit de eind-rapportage blijkt ten eerste dat mensen erg veel van mussen houden. Men was er geschrokken van de agressieve uitingen jegens eksters. Nederlanders wilden eksters en katten met buksen te lijf gaan. Mensen hebben een zwak voor zwakkeren. Ten tweede leken de mussen zich te verplaatsen naar de stad. Waar de heggen niet vervangen zijn door hekken en niet te zeer gesnoeid worden; waar het tafelkleed nog eens wordt uitgeklopt buiten, daar komen ook mussen voor.
Het rapport was geïllustreerd met enkele citaten. Iemand schreef: ‘Ik ken alle mussen in onze tuin. Eén noemen we Arie, naar mijn broer, die is net zo gulzig!’ ‘n Ander zei: ‘Voeger moesten we ze vangen dan aten we ze op.’ En tenslotte: ‘Een mus die uit de dakgoot was gevallen heeft ruim twaalf jaar bij ons gewoond!’

MOED
‘Voor een stuiver koop je er twee’, zei Jezus ‘en als er één van het dak valt, laat dat God niet onverschillig!’ Het verhaal van Matteüs verraadt de situatie waarin hij het vertelt. Het was niet makkelijk Christen te zijn. Leerlingen kregen Jezus’ naam te horen in het donker. Zijn leer werd doorgegeven in het geheim. En wanneer ze Hem beleden in het licht, dan riskeerden ze spot en zelfs arrestatie en veroordeling. Voor je geloof uitkomen eiste moed. Maar, zo wordt ons verzekerd: als jij God kent, dan kent God jou. En denk niet dat God niet geeft om jou, want zelfs een mus die van het dak valt heeft Hij gezien.

EN VERTROUWEN
Je kunt je afvragen waarom Jezus het beeld kiest van een mus! De mus komt overigens nog maar drie keer voor in de hele bijbel. Tobit wordt blind van de vogelpoep. De psalmist bezingt zijn verlangen thuis te komen in de tempel, want zelfs een mus heeft een huis. En een spreuk zegt dat een vervloeking niet werkt: ze is een mus die fladdert naar nergens.
De mus staat voor het onaanzienlijke. Voor een stuiver heb je er twee. Een grijze ordinaire huismus. Eet smakelijk. Zo’n mus heeft God lief. Als je dat zou kunnen geloven, dan zou je ook geloven dat God jou liefheeft.
Wil je het geloof terug in een barmhartige God, begin dan zelf weer de mussen te achten en de geringste te beminnen. De meisjes op het terras, de paus in Rome, de Walen in Luik, de mus op je stoel, ze verdienen je respect. Plotseling zal het vanzelfsprekend zijn dat God ook jou liefheeft. Wees niet bang!

Wereldbol
Lieve kinderen. Job liep boos naar huis. Hij had zijn handen diep in zijn zakken gestopt. ‘Stomme stoep’, mopperde hij. ‘Trut’ riep hij tegen een meisje waar hij bijna tegenop liep. En naar een merel die een blij lied zong in de boom gooide Job een steen. Niks en niemand deugde er. Jaap probeerde Job te troosten. ‘Ga je mee computeren?’ ‘Stomme computer’ en Job knalde zo hard tegen een steen dat ie aan de overkant tegen het huis ketste. Eindelijk was Job thuis.
Job had op school de wereldbol omver geduwd. Het ging per ongeluk. Hij was een beetje aan het stoeien. De wereldbol lag in stukken. Het zuidelijk halfrond was tot aan het raam gerold. De meester zou wel naar huis hebben opgebeld.
Toen Job binnenkwam stond zijn vader voor hem. ‘Nou zul je het hebben!’ ‘Meester Maurice heeft zojuist opgebeld. Hij kon je niet meer te pakken krijgen. Hij vroeg of je je nog pijn had gedaan. Hij had gehoord dat je je gestoten had aan de wereldbol en die was nogal gammel.’
Job keek blij naar vader. Zat het zo! ‘Och nee, deed geen pijn. Ja hij was wel gammel. Het zuidelijk halfrond lag bij het raam.’ Job grinnikte. Terug naar school huppelde Job. Hij zei alle lieve meisjes goeie dag, floot een liedje voor de merel en bromde waarderend: ‘mooie stoep ben je!’
Als vader trots op je is, dan zijn alle dingen mooi.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag12
gister81
deze maand93
totaal824739