De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ELFDE ZONDAG DOOR HET (A-) JAAR 2005
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2005

GEEN -ISME -HEID OF -DOM

BEST WEL GELOVIG...
Een dochter vertelde over haar vader: ‘Hij was best wel gelovig’. Dat ‘best wel’ was veelzeggend.
Ze legde uit dat hij nooit in de kerk kwam. ‘Maar hij had zo zijn eigen contact met God.’ Ik knikte. Ik kan het me voorstellen. ‘Vader had zoiets van "ik ga niet naar de kerk omdat de buren dat verwachten"...’ ging de dochter verder. Die opmerking deed me pijn. Ik vond dat ik mijn kerkgangers moest verdedigen. ‘Nou ja, er zijn de afgelopen twintig jaar nog maar weinig mensen die kerken omdat ze vinden dat dat moet, integendeel! Er ken wel mensen die thuis blijven omdat ze denken dat anderen het gek vinden als ze wel gaan!’
Er is iets gebeurd in Europa, de voorbije halve eeuw. Iets dat vanzelfsprekend was, het christelijk geloof, helemaal ingebed in het sociale patroon, dat is uitzonderlijk geworden en afwijkend. Voor het leerling-van-Jezus-zijn moet je jezelf verdedigen.

JEZUS GEKEND?
Kinderen kunnen je verrassen met hun vragen. Ronny bijvoorbeeld. Hij keek me altijd slim aan als ik in de klas kwam voor de eerste communie. Ik had het verhaal verteld over de kleine Zacheüs. Zijn arm ging omhoog. ‘Zeg’, begon hij, ‘heb jij die Jezus eigenlijk nog meegemaakt?’
Ik ben die vraag nooit vergeten. Ze heeft me vaak aan het denken gezet. Als ik Jezus nu eens had meegemaakt... Als is nu eens een leviet geweest was in Jeruzalem of een schoenlapper... Als ik erbij had gestaan toen hij met een school leerlingen door de straten en de velden liep te redeneren... Als ik hem gezien had, een beetje klein van stuk, helemaal niet lijkend op de portretten die men later zou maken. Een beetje gebogen misschien en met een scherpe stem... Wat zou ik van hem hebben gevonden? Zou ik me dan hebben laten verleiden om mijn carrière op te geven? Zou ik zijn verhalen over het Rijk van God dat op komst is, zou ik ze hebben geloofd? Zou ik onder de indruk zijn van zijn stoutmoedig optreden, zijn barmhartigheid jegens de randfiguren in de stad?


AANGEPAST
Zelf heb ik het geloof met de paplepel meegekregen. Het paste helemaal in het culturele patroon van de vijftiger jaren. Er was niks geks aan. Om theologie te studeren hoefde ik niets afwijkends te doen. Iedereen vond het prachtig en ik hoorde bij een grote groep. Maar de tijden begonnen te veranderen. Er doken kritische vragen op. Het kerkbezoek begon te dalen. De mensen schudden de schuldgevoelens van zich af die ze sinds enkele generaties mee torsten - vooral op het terrein van seksualiteit. Een generatie later was het uitzonderlijk als je naar de kerk ging. Een gelovige leerling moest op school zijn godsdienstige interesse gaan verbergen. Kinderen begonnen elkaar te plagen als er eentje de kerk bezocht. Het werd steeds moeilijker voor moeders liefhebbers te vinden om in de kerk een spelletje te doen. Zelfs voor Samson was nauwelijks een jongetje te vinden.

ONAANGEPAST
Petrus, Andreas en Jakobus waren joodse mannen. Ze hadden hun gezin en hun werk. Ze hadden hun natje en droogje, huisje boompje beestje. Dan komt er een mens met wilde ideeën over God en wereld. En ze laten zich door Hem verleiden. Ze werden Christen, niet omdat ze zo een goede geloofopvoeding hadden gehad, niet vanwege meeslepende catechese-cursussen op school, niet vanwege bruisende jongerendagen met jeugdigen uit de hele wereld. Nee, een mens kruiste hun pad en ze veranderden
De apostelen bekeerden zich niet tot een theorie. Ze werden gaan aanhangers van een ideologie of een machtsfactor in de wereld. Ze hadden geen nostalgische motieven. Ze richten zich niet op iets dat eindigt op -isme of -heid of -dom. Niet vanwege het christendom, maar vanwege Jezus veranderde zij. Niet omwille van de Christenheid maar door Christus gingen ze anders denken. Niet het theïsme overtuigde hen, maar een mens die verhalen vertelde over barmhartigheid; die uitgestotene vergaf en met opgeheven hoofd liet terugkeren naar de stad; die zich troostend en genezend tot zieken richtte. Dat moet de wereld veranderen. Dat moet de weg bereiden voor God en zijn koninkrijk. Vrede, liefde en mededogen, niet als gespreksonderwerp maar als dagelijks denken en doen.
‘Heb jij die Jezus eigenlijk nog meegemaakt?’ ‘Ja Ronny, het klinkt gek, maar ik geloof dat ik hem heb meegemaakt.’

TWAALF
Lieve kinderen. Weten jullie eigenlijk hoeveel apostelen er waren? Apostelen waren leerlingen van Jezus. Het waren speciale leerlingen. Jezus’ dikste vrienden, zeg maar. Weet je hoeveel er waren? ...
Twaalf! Toen Anja dat hoorde begreep ze het niet.
‘Waarom twaalf?’ vroeg ze. ‘Waarom niet?’ zei ik.
Maar Anja had iets ontdekt. Ze vond twaalf een bijzonder getal. Ze had de klok leren lezen. De klok telt ook tot twaalf. De dag en de nacht is verdeeld in twaalf stukken. En het jaar ook! Er zijn twaalf maanden in het jaar. Daarom zei Anja: ‘zeker voor ieder uur een apostel. En voor iedere maand.’ ‘Ik ben in mei jarig’, riep ze er achteraan. ‘En ik in november.’ ‘Dat is nog lang’, riep Kees. ‘Ik ook’ riep Annet. Het werd een gekakel. Iedereen wilde vertellen wanneer hij jarig was.
Ik klapte in de handen. ‘Stil zijn even. Jullie hebben gelijk. Jezus had twaalf apostelen. Dan was er een voor het hele jaar door, voor iedereen op aarde, voor jullie allemaal. En ze heetten: Piet, Dré, Jacques, Hans, Flip, Bart, Tom, Math, Ted, Simon en Judas.’ ‘Dat geloof ik niet!’ riep iemand. Maar het was toch echt zo. Twaalf speciale vriendjes en een heleboel anderen. Zet je eigen naam er ook maar bij. ‘Oké’, riep Kees,’dan was ik Judas.’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag15
gister81
deze maand96
totaal824742