De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

DERDE ZONDAG IN DE 40-DAGENTIJD 2005
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2005

OVER BRONNEN EN BERGEN

WAARZEGSTER
Een man ging door de hel. Zijn vrouw had hem in de steek gelaten. Hij had op dat moment geen werk. Het contact met zijn kinderen was slecht. Uit woede zei hij dingen die de kinderen niet over hun moeder wilden horen! Op aandringen van een oude schoolmakker was hij naar een waarzegster gegaan. ‘Ik weet niet of u daarin gelooft, maar dit was een echte’, zei hij. ‘Ik heb opgeschreven wat ze vertelde.’ Hij begon te lezen uit een notitieboekje. ‘Ze zei eerst dat ik in een moeilijke fase zat. En dat ik altijd het beste met de mensen voor had.’ Hij lachte verlegen. ‘Toen zei ze: Ik zie dat het iets met uw huwelijk te maken heeft. Iets met uw vrouw?’ De man keek naar me of ik nog niet overtuigd was. Toen had ze gezegd: ‘Uw vrouw is bij u weg.’ Ze vertelde verder dat hij erg gevoelig was en betrouwbaar en meer van die dingen die je graag hoort. Ze had hem verzekerd dat hij in de lente een nieuwe vriendin zou ontmoeten.
Een helderziende die jouw geheim raadt maakt indruk. Al te graag geloof je de goede dingen die zij over je toekomst zegt.

ONFATSOENLIJKE VROUW
Jezus zit bij de Jakobsbron. Het is er niet druk op het zesde uur, het middaguur. De zon staat hoog aan de hemel. De vrouwen van het dorp waren er bij zonsopkomst en ze zullen weer komen als de zon ondergaat. Dan praten en lachen ze met elkaar. Nu is het stil. Er is er slechts één. Een die vanavond niet welkom is. Een vrouw die als onfatsoenlijk bekend staat. Ze heeft zich met teveel mannen ingelaten. Daarom staat ze in de hitte van de dag bij de put... en ze spreekt met een man!
‘Vijf mannen heb je gehad’, zegt Jezus. ‘En die je nu hebt is je man niet!’ De vrouw is onder de indruk. Uitspraken op het roddelniveau openen haar belangstelling voor hogere wijsheden. ‘In Jeruzalem zeggen ze dat God in de tempel is, maar wij hebben hier onze heilige berg.’ ‘Er komt een tijd’, zegt Jezus, ‘dat God niet in de tempel is en niet op de Gerizim, maar woont in Geest en Waarheid.’

HEILIGE BRONNEN
De bron is heilig. Eeuwenlang heeft men de werkelijkheid begrepen als een mix van vier elementen: lucht en vuur; water en aarde. In een bron ontmoet het vuur van de zon het water en tegelijk ontmoet de lucht de aarde. De bron is de synthese van de schepping. In Limburg waren honderden bronnen. Als het flink geregend heeft ontstaat er zelfs een kwelbron in mijn voortuin, langs de zijmuur bij het Laurentiushome. Het water spuit duidelijk enkele centimeters hoog uit een spontaan ontstaan rond gat. De voortuin loopt onder en er is altijd wel een misdienaar die er een goudvis in werpt. Voor de Kelten waren die bronnen heilige plekken. Er waren goden die ze beschermden. De christenen maakten daar heiligen van en bouwden er heilige huisjes bij. Kapelletjes staan op plekken waar vroeger een bron was.
De oude Jakob had een stuk land gekocht bij Sichem. Hij had er een put gegraven voor zijn vee, flink gegraven had hij, 40 meter diep, tot aan een water-ader. Het water zijn put was levend, stromend, gezond. Er zaten geen kwalijke bacteriën in. Tot op vandaag bezoeken pelgrims de Jakobsbron.

GODS WONING
Woont God bij de bron? Dat was de vraag. De vier scheppingselementen komen hier immers samen? Is God op de berg die voor Samaritanen heilig is? Woont God waar aartsvader Jakob de bron aan zijn lieveling Jozef schonk? Is God hier omdat je er levend, koel water kunt drinken?
‘Nee’, zegt Jezus. ‘God is in Geest en Waarheid.’ God is híer omdat een man spreekt met een vrouw. Om dat een verstoten vrouw respect ontmoet. God is híer omdat een oude vete wordt overwonnen, omdat verzoening tot stand komt tussen de man uit Judea en de vrouw uit Samaria. Er is iets dat nog meer leven schenkt dan levend water van Jakob. Dat is de Geest, de liefde, barmhartigheid, dat is het water waarmee je de dorst lest van een ander.

GRAVEN
Lieve kinderen. ‘Meneer pastoor, Tim is nog te lui om pappa in de tuin te helpen.’ De moeder van Tim keek me vragend aan. Ze vond dat ik ‘Foei Tim’ moest zeggen. Maar ik kon het niet. Ik hield ook niet van werken in de tuin. Mijn vader ook niet. Zoiets zit in het bloed. Mijn vader had vijf kinderen. Dus hij deelde ons tuintje op in vijf stukken. Ieder kind kreeg een stuk. Daarop stond een verplichte bessenstruik en twee verplichte tomatenplanten en drie kroppen sla. Ja, ook verplicht. Je mocht in je eigen tuintje niet eens doen wat je wilde. ‘Wat zou jij zelf in je tuin willen doen?’ vroeg ik aan Tim. ‘Als ik zelf de baas was?’ ‘Ja, als jij de baas was!’ ‘Dan zou ik een heel diep gat graven. Misschien vond ik wel een pot met oude munten. En de meester zegt dat je altijd water vind, grondwater. Dan maak ik een diepe put en dan ging ik vissen of pootje baden.’ ‘Als je dat maar laat’, riep moeder fel. Moeder wist dat Tim gek op modder was. Moeder hield meer van warm water en een gazonnetje. Tim sloeg op hol. ‘Als dan al het water vervuild is dan had ik mijn eigen bron.’ ‘En dan mochten jullie water komen scheppen. En dan deed ik dat in flesjes en dan verkocht ik dat. Spuit water...’ Tim zag het helemaal voor zich. ‘Spuit elf!’ zei zijn moeder, want ze moest toch wàt zeggen en ze was trots op Tim.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag13
gister81
deze maand94
totaal824740