De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

DRIEENDERTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR 2004
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2004

CHAOS-THEORIE

MIDDELEEUWS GEBIT
Een paar mensen zaten te praten over lang geleden. Iemand was blij dat hij niet in de Middeleeuwen had geleefd. ‘Mijn hele gebit zou één pijnlijke ontsteking zijn.’ Iemand viel haar bij. ‘Ik ben al jong aan hernia geopereerd; ik zou op mijn dertigste al verlamd zijn geweest!’ Ik kon het alleen maar beamen: ik zou op mijn derde al aan difteritis overleden zijn. Onze voorouders hebben met veel pijn geleefd. Hun aarde was inderdaad een tranendal. Men was er zich van bewust dat het leven een wankele overwinning was op de chaos. Ons leven wordt bedreigd. Je kunt dat gevoel in de kracht van je leven lange tijd op de achtergrond instellen; je kunt passies omhelzen die de knagende vergankelijkheid overstemmen, maar ons bestaan is een feestje van breekbare evenwichten.

WANKEL BESTAAN
Gelovigen drukten dit uit in een scheppingsverhaal. In den beginne - dat wil zeggen: in beginsel - was er een oer-zee. Gods geest hing broedend boven de wateren. Eigentijdse metaforen spreken van een ‘oersoep’. In een atmosfeer van vulkaandampen en blikseminslagen organiseerden zich de eerste aminozuren. Hoe je het ook verbeeldt: de mens verstond zichzelf als een laffe held die over water wandelt. De grond onder onze voeten is niet onwankelbaar. De sterren boven ons hoofd blijven niet eeuwig stralen. Ons hart blijft niet zonder mankeren kloppen en ons verstand verliest zijn zin als chemische reacties niet meer op tijd hun werk doen. Over die chaos wandelt een mens en zingt een liefdeslied of fluistert een gebedje van verlangen; de tijd dringt.

TROTSE TEMPEL
‘Kijk eens wat een prachtige tempel’, zeggen de leerlingen tegen Jezus. ‘Wat een kostbaarheden en wat een kunst!’ De tempel was het trotse bouwwerk dat de hele joodse identiteit uitdrukte in een tijd van onderdrukking.
Jezus ontluistert deze lichtzinnige trots. Lucas herinnerde het zich maar al te goed. Als hij zijn verhaal doet, ligt de tempel in puin, met de grond gelijk gemaakt door de Romeinen. Alleen het zuidelijk fundament dat was opgetrokken om het plein bergafwaarts groter te maken, stond er nog. Daar klagen joden nog dagelijks om de teloorgang.
‘Verdring de waarheid niet dat alles wat je ziet voorbijgaat’, zegt Jezus. ‘Landen trekken tegen elkaar ten strijde. De chaos breidt zich uit en schijnt bandeloos.’ Je eigen lichaam slaat de hartslag van de dood. De pijn om wat je verliest vreet aan je ziel. Je kunt niet leven in de illusie dat je de dans ontspringt.
De leerlingen zochten een Messias die alle pijn zou wegnemen. Die hen zou sparen voor de dood. Die met een goddelijke vrede oorlogen zou verhinderen. Die kon verhinderen dat de aarde beeft en vuur spuwt over de armste kinderen. Maar Jezus belooft niets van dat alles. Integendeel. ‘Je zult het allemaal zien; het zal allemaal over je komen. Het hoort bij de schepping.’

UIT DE CHAOS
En dan wordt het ongehoorde gezegd, het wonder: deze mens, die woont in een kwetsbaar lijf, die oorlogen ziet woeden over de aarde, deze mens zal zich toch inzetten voor het leven. Hij is geroepen om chaos te overwinnen, zelfs met de eigen dood voor ogen.
Dat wonderlijk geloof sprankelt overal om ons heen. In de stervende man die zijn ogen sluit met een woord van dank en de oproep aan vrouw en kind om zonder hem gelukkig te zijn. Dat doet iedereen die níet zegt ‘na mij de zondvloed’, iedereen die offers brengt voor een betere wereld voor zijn kinderen. Jezus formuleert die hoop dat wij uit de chaos van de oorlog en alle kosmische catastrofes geroepen zijn om te leven en om licht te zijn. God bestaat niet als een macht die rampen verhindert, maar in de mens die voortgaat met leven en toekomst scheppen en die zich niet laat ontmoedigen door de chaos. Ga je wankele weg. Het licht zal je verrassen! De trotse tempel is Gods huis niet, noch de ruïne ervan. God woont in licht en liefde.
Een collega herinnerde zich zijn eerste kapelaansjaren in Maastricht. Een vrouw zat bij haar stervende man. Ze zat er al dagen en nachten. De man ademde zwaar. Toen stamelde hij een wens. Hij wilde nog een laatste borreltje! De vrouw antwoordde ongeduldig: ‘Hei weurt neet gedrònke, hei weurt gestorve!’ Vervolgens slofte ze naar de kast en schonk twee glaasjes in.

DROOM
Lieve kinderen. ‘Lekker geslapen?’ vroeg ik aan Annemie die nog met kleine oogjes naar school liep. Annemie begon een beetje te lachen. ‘Ik heb akelig gedroomd’ deelde ze mee. ‘Zo?, vertel eens!’ zei ik, want akelige dromen van anderen vind ik wel leuk.
‘Nou dat ik met mamma in het bos liep. We hadden haast. "Kom vlug, rennen", riep mamma. Mamma was bang maar ik wist niet waarvoor. Ze trok me bij de arm maar ineens liet de arm los. Ik viel tussen de takken en de stinkende paddestoelen. Ik zag mamma nog net achter een boom wegrennen en toen was ik alleen en ik hoorde overal honden blaffen.’
‘Poeh, wat een akelige droom’, zei ik. ‘Waarom droom je ook zulke dingen. Dat is toch nergens voor nodig. Je mamma is toch lief!’ Annemie bleef even staan. Ze keek me aan, onderzoekend of ik het wel zou kunnen begrijpen wat ze ging zeggen. ‘Dat doe ik omdat, als ik eens in een bos verdwaal, dat ik er dan tegen kan.’ Het was een wijze les. Annemie hield van horrorverhalen. Dan was je op het ergste voorbereid!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag54
gister81
deze maand135
totaal824781