De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

NEGENENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR 2004
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2004

TEGEN EELT

MOSSELEN KOKEN
Ik was bij vrienden op de mosselen uitgenodigd. Bas, hun zoontje van zes, zat ook aan tafel en at frietjes. We haalden herinneringen op aan vroeger, over de ‘R’ in de maand, en hoe vader dan de baas was in de keuken, over de emmer met mosselen en hoe we daar wat koffiemelk in druppelden. De bekjes gingen zacht piepend open. Tenslotte werden de mosselen in het kokend water gegooid. Plotseling keek Bas ernstig op en zei bedachtzaam: ‘Dus, als ik het goed begrijp dan kookten jullie die mosselen lévend?’ Het klonk uit zijn mond afschuwelijk wreed. We waren even stil. Toen haastte de moeder zich te zeggen: ‘Nee, Bas, dat begrijp je niet goed. Natuurlijk kookten we de mosselen niet levend.’

LEPRA DULDEN
Kinderen zijn klein en kwetsbaar. Ze voelen een natuurlijk mededogen met alle wezens die onderworpen zijn aan de willekeur van de sterken. Ze kunnen geen mossel kwaad doen.
Ik vertelde in groep zeven het verhaal over Jezus die 10 melaatsen genas. ‘Lepra bestaat nog steeds’, legde ik uit. ‘Minstens 20 miljoen mensen lijden eraan en met vijftig euro kunnen we iemand helpen.’ Ik zag hoe Erik een pen pakte en begon te rekenen. Het puntje van zijn tong stak tussen zijn tanden. Hij keek ernstig. Plotseling stak hij enthousiast de vinger op. Opgetogen vroeg hij: ‘Is duizendmiljoen euro veel geld? , ‘dan zijn ze allemaal beter.’ ‘Ja, het is veel, in je beurs, maar het is zo op als je een autobaan moet aanleggen - om maar eens iets te noemen.’ Eric kon het niet geloven. Zat die volwassen wereld zo wreed in elkaar dat 20 miljoen zieken bleven lijden omdat er een autobaan bij moest?

EELT
Als ik zulke opmerkingen hoor, denk ik bij mijzelf: wat is er in de loop der tijd toch met onze idealen gebeurd? Is er eelt op onze ziel gekomen?
Dat eelt is afkomstig van al die keren dat we zelf onder onrecht geleden hebben. Plotseling kwam er een herkeuring voor oudere WAO-ers en een oom die het toch al zwaar met zijn longen had raakte helemaal in de war. De buurvrouw is beroofd in de stad. Een kind werd ziek...
Dat eelt ontstond uit machteloosheid. We konden tegen het kwaad niets uitrichten. Er bleef een kater na die demonstratie met honderdduizenden tegen kruisraketten. En hoeveel geld hebben we gestort voor goede doelen, zonder resultaat te zien? Eelt op de ziel!

BLIJF HUNKEREN!
Jezus drukt zijn leerlingen op het hart dat ze moeten blijven bidden. Hij kent de frustratie. Jarenlang smeekt en offert een mens en vindt geen verhoring. Jezus zag dat onrecht triomfeerde en onschuldigen ten onder gingen. Het lijkt alsof een blind noodlot de wereld regeert.
Daarom vertelt Jezus een parabel. Er was eens een rechter. De man genoot van zijn positie en macht. Maar hij gaf niet om God of om de mensen. De rechter heeft lak aan het gezeur van een weduwe. Tevergeefs klopt ze bij hem aan. Jezus zegt: laat die vrouw doorgaan met brieven schrijven, met faxen en e-mailen. Laat haar doorgaan met klagen en ingezonden brieven schrijven. Laat haar de klachtencommissie inschakelen en de ombudsman. Op een goed moment zal de arrogante rechter haar toch te woord staan, al was het maar om van het gezeur af te zijn. Hoe veel temeer zal God gehoor schenken.
Een vrouw zoekt gerechtigheid. Ze vindt die niet. Nu dreigt ze de moed op te geven. Misschien wordt ze onverschillig. Ze zal de gerechtigheid als een onhaalbaar ideaal laten varen. Dat mag in geen geval gebeuren. De wereld is verloren als teleurstelling ons ertoe verleidt om het verlangen naar gerechtigheid op te geven. Blijf bidden, blijf hunkeren naar recht. Blijf hopen op vervulling.

OUDE MOZES
De oude Mozes kon niet meer. Het zat in zijn hoofd. Zolang hij zijn armen gestrekt hield waren zijn legers aan de winnende hand. Meer kon hij niet doen. Het leek absurd. Neurotisch. Maar desnoods met hulp van vrienden hield hij vol. Hij zou een teken blijven stellen van hoop en overwinning, al vielen de armen van zijn lijf!

ZONNEPIT
Lieve kinderen. ‘Kan ik dat opeten?’ Lieke tuurde naar een paar kleine zaadjes die ze had gekregen van een tante. ‘Dat zijn zonnepitten. Ik heb ze uit het hart van mijn zonnebloem geplukt. Als je ze in de grond stopt, worden ze twee prachtige zonnebloemen. Maar, je kunt ze ook opeten, hoor!’ Lieke keek onderzoekend. Opeten? Ze vertrouwde het niet. Stel je voor dat er een zonnebloem begon te groeien in haar buik! ‘Leuk. Ik stop ze in de grond’
Plotseling zaten de twee zonnepitten in de grond.
‘Wat is het donker?’, zei de een. Ze was zo aan de zon gewend.
‘En wat is het koud!’, zei de ander. ‘Ik denk dat we doodgaan.’
‘Dat moet je niet zeggen. We moeten de zon zoeken.’
‘Domme gans, de zon is weg. We zijn verloren. Begraven! We gaan dood.’
Maar die ene zonnepit bleef geloven in het licht. Ze voelde het vocht van de kille regen, ze zwol ervan. Ze groeide een stukje naar boven. En ze bleef hopen op de zon. Het duurde heel lang. Er kwam nog een winter met sneeuw en ijs. Maar ineens zag ze iets schemeren. Tussen de kluiten klei zag ze licht. Haar witte stengel kleurde een beetje groen en toen ging het snel. Boven de grond zag ze haar zusje. ‘Zie je wel! Je moet blijven geloven in de zon.’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag16
gister81
deze maand97
totaal824743