De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

VIERENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR 2004
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2004

HOE GOD TELT

GEEN FEEST
‘Leuk feest gehad?’ Ik vroeg het aan een oude moeder die 80 jaar geworden was. Ze had opgezien tegen alle drukte; het hoefde voor haar niet meer, maar de oudste dochter die elke dag even langs kwam, had aangedrongen op een gezellig etentje. De vrouw haalde haar schouders op en knikte toegeeflijk. ‘Het was wel leuk.’ ‘Dat houdt niet over’, zei ik. Ze haalde een zakdoek te voorschijn en veegde een traan weg. ‘Ze waren er alle zeven. En het was heel gezellig. Ook de kleintjes waren er. Maar Wim niet. Wim heb ik al negeneneenhalf jaar niet meer gezien.’ Ze zweeg. Al die zeven kinderen en al die vrolijke kleinkinderen konden niet die ene vervangen die er niet was. De afwezige weegt zwaarder dan alle aanwezigen bij elkaar!

AFWEZIGEN TELLEN
In onze dagen verliest de kerk in snel tempo haar greep op denken en gelovigen van moderne mensen. Er lijkt weinig belangstelling voor vragen naar de zin van het leven. En het ontbreekt aan een taal, lied en feest om de antwoorden met elkaar te delen. Met enig gevoel voor dramatiek tellen vrijwilligers dan ook steeds de afwezigen. ‘Het was niet druk vandaag!’ ‘Het was slapjes gisterochtend’. Al jaren probeer ik die depressie te doorbreken door er op te hameren toch vooral blij te zijn met de aanwezigen. Maar het zit diep in ons. Die er niet is, valt het meeste op.

WOLKJE
‘Zal ik u eens iets laten zien?’ De man had een kleine kamer in een verzorgingshuis. Ik volgde hem. Hij ging voor zijn bed op de knieën zitten. Toen zocht hij onder het bed naar een plank die hij naar voren trok. Daarop lag een immense legpuzzel van -ik schat 10 duizend stukjes. Allemaal dezelfde wolkjes met zes uitstulpingen en allemaal met groenig loof en blauwige lucht. Nog voordat ik vol bewondering had kunnen vragen of dat zijn werk was, wees hij me in de rechterbovenhoek naar een plekje. Daar ontbrak een stukje. ‘Dat is jammer hé!’ zei hij. ‘Ik heb het nergens kunnen vinden. Nu kan ik hem niet opplakken!’ Het ene stukje dat kwijt was eiste meer aandacht op dan de 19 duizend 999 op de plank.
Het lijkt wel een eigenschap van de liefde om meer aandacht te laten uitgaan naar het verlorene dan naar het aanwezige.

MOLENTJE
En waarom vindt de vierjarige Bas de carrousel zo’n attractie. Natuurlijk, de brandweer met de bel is leuk maar het is vooral opwindend om telkens je ouders even kwijt te zijn en ze dan weer te zien en te zwaaien en je blijdschap te uiten en hun vreugde te zien, twintig keer per minuut voor een euro!

ALS GOD ZIJN
Als het zo bij de liefde hoort om je hart almaar te laten uitgaan naar die ene die er niet is, dan is dat een kenmerk van God. Zo verdedigt Jezus zich. Zijn critici hebben hem aangevallen. Waarom houdt hij zich zo op bij onreinen, zondaars, tollenaars? Wie met pek omgaat..., soort zoekt soort... en waar rook is... Toch?
Wat doet de eerste de beste vrouw die een van tien drachmen kwijt is? Wat doet de eenvoudigste herdersjongen die een van honderd schapen mist? Wat doet een ouder wiens zoon is weggelopen?
Wat voor 2, voor 10 voor honderd geldt; wat opgaat voor een vrouw, een vader, een herder; wat waar is bij dingen, dieren en mensen: dat is altijd en overal waar. En als God zo’n vrouw, zo’n vader, zo’n herder is, dan moeten wij ons hart laten spreken en onrustig zijn om die ene die verloren loopt.

WEGGELOPEN DOCHTER
Lieve kinderen. Agnes was zeven jaar. Ze was de oudste. Onder haar kwam een zusje en sinds kort een broertje. Het hele leven draaide tegenwoordig om het schreeuwerige broertje. Agnes was al in geen maanden meer met pappa naar de vijver geweest om eendjes te voeren. Ze was al een jaar niet meer met mamma naar de stad geweest om een ijsje te eten. Ze moest maar steeds de grote meid zijn, en stil zijn, en verstandig. Maar nu was Agnes het moe.
Ze wist nog maar één oplossing. Ze ging er vandoor! Bij de deur had ze gezegd: ‘Ik ga even naar Doortje’, zo zachtjes dat niemand het kon horen. Toen was ze weg. Bij Doortje stortte ze zich op de poppen en de poppenwagen om al het andere te vergeten.
‘Moet je niet naar huis?’ vroeg de mamma van Doortje. ‘Mijn moeder is met Daan naar het ziekenhuis en pappa en Marieke zijn ook mee’, verzon Agnes ter plekke. ‘Het zou misschien ook wel kunnen’, dacht ze bij zichzelf. ‘Zijn ze allemaal naar het ziekenhuis en laten ze mij alleen achter.’ Agnes boog zich diep over de poppenwagen en stopte Barbie goed in, gaf haar een kusje en zei: ‘We gaan naar de eendjes.’
Toen Agnes bijna bij de voordeur was ging de bel. Doortje maakte open. Daar stond mamma! Ze keek wild uit de ogen. Ze viel op de knieën en nam Agnes in de armen. ‘O schat, gelukkig, ik wist niet waar je was. Overal hebben we gezocht. Pappa heeft al naar de politie en het ziekenhuis gebeld.’ Ze gaf Agnes een dikke zoen.
De moeder van Doortje stak haar hoofd door de keukendeur. ‘Hoe was het in het ziekenhuis? Toch niks ergs?’ ‘Hij heeft alleen maar opgebeld!’ zei Agnes’moeder. Agnes kreeg een rood hoofd en zuchtte opgelucht. Het leven was weer leuk geworden.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag59
gister81
deze maand140
totaal824786