De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

PASEN 2004
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2004

VERRASSING VAN GOD

KINDEREN EN HET EINDE
De oudste dochter van mijn broer heet Boukje. Als kleine meid hoorde ze eens dat haar vader en ik vroeger grapjes hadden uitgehaald. ‘Hoe oud was ík toen?’ vroeg ze. ‘Toen was jij er nog niet.’ Daar moest ze over nadenken. Ze ontdekte dat er tijd had bestaan voordat zij er was. ‘Waar was ik dan?’ vroeg ze benepen. Want niet-zijn ìs niet. Nu waren wíj stil en dachten na. Boukje loste het probleem voor ons op. Ze haalde de schoudertjes op en zei berustend: ‘O, toen ik nog in de hemel was.’
Kinderen hebben een levendige belangstelling voor de horizon. Ze onderzoeken vrijmoedig de grenzen van de tijd.

VOLWASSENEN OVER HET EINDE
Dat is bij volwassenen anders. Er moet bijvoorbeeld een begrafenis geregeld worden. Ik vraag aan de kinderen: ‘Hoe stond vader in het geloof?’ Ze schrikken en haasten zich te zeggen: ‘Vader was heel gelovig. De laatste jaren liep ze de kerk niet meer plat.’ (Daar bedank ik altijd even voor: ‘Fijn, dat ie de kerk niet plat liep’) ‘Maar hij stak kaarsjes op voor iedereen.’ ‘Ik vraag niet hoe hij de kerk vond, maar wat hij gelóófde. Wat was zijn diepste hoop? Waar droomde hij van? Hoe zag hij God?’ De kinderen zijn stil. Daar hadden ze het nooit met hem over gehad. Wat een gemiste kans! Ouders beginnen er niet over. Ze zijn bang dat de kinderen het als verwijt opvatten. Ze willen geen ruzie over de doop van kleinkinderen.

VRAGEN BIJ HET PAASVERHAAL
Het paasverhaal roept vragen op. Kinderen zijn de eersten die ze hardop stellen. Waar is Jezus dan naar toe? Ging hij door de lucht? Wat voor doeken lagen er? Nam hij geen kleren mee? Mijn oma is ook in de hemel. Waar is dat? Het enige antwoord dat ik op die moeilijke vragen heb is dit: ‘lieve kinderen, wat er na de dood gebeurt, is een verrassing van God!’
We missen de poëzie om te praten over het onzienlijke. We spreken een taal die goed is voor aardappels, romantiek en ruimtevaart. Maar niet een die ons met onze kosmische eenzaamheid verzoent, die onze hunkering naar gerechtigheid vertaalt en die de stilte kan beschrijven als het huis van de ziel.

DE TAAL VAN PASEN
Paasverhalen spreken zo’n taal. Verstaan we ze? Het valt me op dat ook zij de verrijzenis van Jezus beschrijven als een verrassing. Maria Magdalena houdt van Jezus. Het zit haar dwars dat hij zonder eerbewijzen begraven is. Daags na sabbat is ze onderweg om het lichaam te balsemen. Hij blijft haar vriend.
De mannen zijn teleurgesteld. De kruisdood ontmaskerde hun dromen. Ze liggen nog in bed of zitten ergens te huilen. Ze zien het niet meer zitten. Maria is anders. Ze is dankbaar dat ze hem heeft gekend. Ze is intens verdrietig omdat hij er niet meer is. Hij had haar eigenwaarde gegeven. Hij had laten zien hoe je het vaderschap van God aan den lijve kunnen ervaren door elkaar broers en zussen te zijn. Hij was daar heel ver in gegaan. Hij zich openlijk in gelaten met tollenaars en zondaars had. En dan konden de mannen denken dat het over en uit was; Maria geloofde dat niet. Jezus was een begenadigd mens, met de stem en de blik van God. Zijn sterven moest ze aanvaarden. Het doet niets aan hem af. Het zal Gods wil wel zijn. Ze zoekt vrede met de dood. Ze komt het lichaam balsemen.

DE VERRASSING
Dan beschrijft de evangelist de grote verrassing. Het graf is leeg. Jezus is niet ondergegaan in vergankelijkheid. God ontfermt zich over hem. Dat is bijna niet te vertellen. Dat is pure hoop en overgave.
Zo wil ik het leven zien. Het is mooi en wreed. Het is ontroerend vanwege alle tere schoonheid en het is hartverscheurend vanwege het lijden van onschuldigen. Maar het is het leven dat God ons schenkt. Ik voel er de opdracht in om het lief en het leed te delen, opdat er meer gerechtigheid komt. En dan is er die verrassing aan het eind. Dan wordt recht gedaan, op onvermoede wijze.

GEEN EI
Lieve kinderen, vroeger leerde ik een versje. Dat ging zo: ‘Eén ei is géén ei.... (Wie het kent mag meedoen!), twéé eieren is ‘n half ei..., drie eieren is één paas-ei.’ Mieke moest lachen. ‘Jullie konden niet tellen!’ Maar ineens doorzag ze de mogelijkheden. ‘Een cola is geen cola’, begon ze ondeugend, twee cola is een halve cola...’ Dat zal ik mamma leren! Eén taartje is géén taartje,...’ ‘Vanmiddag kom ik bij je langs’ riep ik, ‘ik lust ook wel iets.’
‘s Middags was er ruzie in huis. Ik hoorde Tim tegen Mieke schreeuwen toen ik nog buiten stond. En toen ik binnen was zag ik kwade gezichten. Tim riep: ‘Ik vin jou niet lief.’
Mieke had een reep chocola gekregen. Die zou ze met Tim delen. Marieke dacht: Tim is vier jaar en ik ben zes, dus Tim krijgt één stukje en ik vijf. Ze kon nog niet zo goed rekenen. Breuken had ze niet gehad. ‘Weet je nog, Mieke? Eén chocolaatje is géén chocolaatje, twee stukken zijn een half stuk en drie stukken zijn één paas-stuk! Dat versje telt niet alleen als je iets kríjgt, maar ook als je iets gééft!’ Ik zag dat Mieke het versje niet half zo leuk meer vond. Maar ja, één versje is ook eigenlijk géén versje!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag88
gister81
deze maand169
totaal824815