De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

VIERDE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD 2004
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2004

GODS MENSELIJKE TREKJES

GOD NAAR ONS BEELD
Ooit zei een filosoof: ‘of God de mens geschapen heeft staat te bezien - dat de mens God schiep is wel zeker.’ In de bijbel schiep God de mens naar zijn beeld. En jawel, ons beeld van God heeft veel trekken van onszelf.
Je merkt het al bij kinderen. Ze begrijpen de bijbel vanuit hun eigen leven. Dat briefje bijvoorbeeld van Ralf aan God: ‘Lieve God, Kain en Abel hadden mekaar misschien niet zoveel uitgeroeid als ze ieder een eigen slaapkamer hadden gehad....’ Uit de klas communikantjes: ‘Hoe kan God ons nou zien als wij Hem niet kunnen zien?’ ‘Als God overal is waarom heb jij dan een kerk nodig?’ Een jongetje schreef aan God: ‘Wat zult u het druk hebben. Mijn pappa is ook bijna nooit thuis.’
Ook volwassenen stellen zich God voor met menselijke trekken. Ze wanen God aan hun kant als ze ten strijde trekken. Het woord God valt vaak als terrorisme wordt bestreden en veel minder als er schrijnende armoede wordt geconstateerd. Wij modelleren God naar onze behoefte.

HOGERE MACHT
Sinds de mens denken kan, heeft hij geprobeerd zichzelf te begrijpen. Het hielpt hem niet een aap te zien of een ster of appelbloesems. Alle eeuwen door voelde hij dat er in zijn wezen een wonder huist. De mens is in staat om het heelal te berekenen, dieren te temmen en zijn eigen denken in formules te vangen. De mens kan creatief te zijn, zingen en lachen, zelfs in het uur van zijn dood. De mens kan zichzelf vergeten en het belang van de ander laten prevaleren. Daarom kan hij zichzelf niet begrijpen zonder een idee van een hogere macht. Dat idee God ging zijn eigen leven leiden. Soms was Hij een oorlogsgod. Soms een tiran die de mens klein maakt.

VERSCHOPPELINGEN IN PALESTINA
Jezus wandelt door Palestina. Het lot van kinderen en vrouwen trekt hij zich aan. De verschoppelingen vallen Hem op, tollenaars en melaatsen. Hij wil de muren afbreken die de beschaving heeft opgeworpen en die individuen en groepen isoleren. Men ziet Hem op sabbat een lamme genezen en zelfs aan tafel gaan met een landsverader. De mensen vragen zich af hoe deze vrome jood ertoe komt om Samaritanen te bezoeken? Die plegen toch aanslagen. Aan welke kant staat Hij?
Jezus zelf wil aan de kant van God staan. God had ze allemaal gewild. Kinderen en vrouwen, Samaritanen en overspeligen, zondaars en blinden.

EEN VADER HAD TWEE ZONEN...
Om duidelijk te maken hoe God is, grijpt Jezus naar een ervaring die iedereen kan aanvoelen. ‘Een vader had twee zonen!’ Ook Jezus vormt zich een beeld van God met behulp van menselijke ervaringen. Maar het komt er op aan welke ervaringen je kiest. Een uit de rechtszaal, het leger, de oorlog of de liefde...
‘Een vader had twee zonen’, begint Jezus. Van de een heeft hij alle steun. Hij is zijn hoop voor de oude dag. De ander is moeilijk opvoedbaar. Hij heeft slechte vrienden. Hij doet alles wat God verboden heeft. Het gekke is nu: dit lastige kind eist de meeste aandacht. Elke dag staat vader uren aan de voordeur in de hoop dat de weggelopen jongen thuiskomt. Elke nacht wordt hij geplaagd door fantasieën over zijn kind, hoe het ergens ziek ligt te verhongeren, misschien wel in de gevangenis. ‘Een vader had twee zonen en zijn hart ging het meest uit naar de slechterik! Zo zitten jullie toch ook in elkaar!’
Die ervaring mag je gebruiken om je een voorstelling van God te maken. Gods wezen is gericht op het heel-maken van de schepping. Zijn hart hunkert naar de verlorene. Alle kinderen heeft hij lief, maar die weg is, vraagt zijn meest zorg.

EEN EIGEN SLAAPKAMER!
Mild voegt Jezus toe: ik begrijp dat jullie, oppassende lieden, daar wat jaloers van worden. Zoals die oudste broer. ‘Geef ze maar ieder hun eigen slaapkamer’, zou Ralf zeggen.
Laten we bidden voor alle verloren kinderen. Voor wie zozeer gemist worden in onze huizen, in onze scholen, in onze kerken en in ons hart!

ALLEMAAL ZEEHONDJES
Lieve kinderen. Sparen jullie dingetjes? Postzegels bijvoorbeeld? ... Mirjam spaarde zeehondjes. Geen echte natuurlijk. Popjes en beeldjes van zeehondjes. Ze vond ze zo ontzettend lief, hoe ze door het zand kropen en hun oogjes dicht konden knijpen. Toen ik op haar slaapkamertje kwam telde ik er zo al zesenvijftig. Zeven lagen op haar bed, het boekenrek stond helemaal vol. De vensterbank ook en de vloer en de kast. Zeehondjes in alle maten en materialen, stoffen, knuffels, porseleinen, houten en op affiches.
‘Van welk zeehondje houd je het meest?’ vroeg ik aan Mirjam. Mirjam lachte verlegen. Ze keek eens over haar schouder de kamer rond. Ze zuchtte: ‘Dat weet ik niet.’ Toen zei de mamma van Mirjam: ‘Het zee-hondje waar ze het meest van houdt daar zoekt ze nog naar! Mirjam doet de hele dag niks anders dan zeehondjes zoeken. In alle winkels en huizen, in alle boeken en tijdschriften, overal zoekt ze zeehondjes. Het lijks wel alsof de zeehondjes op haar kamertje niet zo belangrijk zijn. Belangrijk zijn al die hondjes die ze nog niet heeft. Mijn man spaart niks, ik wil in de winkel zelfs geen zegeltjes. Ik snap niet van wie ze dat heeft.’ ‘Dat heeft ze van God’ zei ik.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag32
gister81
deze maand113
totaal824759