De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

EERSTE ZONDAG VAN DE ADVENT 2003
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2003

'IS DAT DE HEMEL?'

VADER EN ZOON
Het is al wat jaren geleden. Ik ging op een mooie zondagmiddag mijn moeder afhalen. Zij verzorgde het graf van mijn broertje. Een vader naderde met zijn zoontje van vijf. Ze maakten een zondagse wandeling. Ik zag hoe het kind door de groene coniferen een blik probeerde te werpen naar het kerkhof daarachter. Dat lukte niet. De heg was dicht en hoog. Voor de omwonenden moest het leuk blijven! Het kind wist dat er dadelijk een smeedijzeren hek zou komen. Nog twee meter en toen had de jongen een wijde blik op de graven. Hij strekte zijn armpje uit en riep: ‘Is dat de hemel...?’
Kinderen zijn nuchter en direct. ‘Is dat de hemel?’ De jongen zal zijn opa hebben begraven. Met een schepje had hij zand in de kuil gegooid. Hij was geschrokken van het lawaai waarmee de klei op het deksel was gevallen. Hij had het toch wel leuk gevonden. Zijn oma had gezegd dat opa in de hemel was. Logische vraag: ‘Is dat de hemel?’
Zijn pappa liet de opvoeding even voor wat ie was. Hij bleef zwijgen en rukte aan het armpje van zijn zoon zodat ze de ijzeren poort voorbij waren.
In de verte zag ik mijn moeder komen. Haar gezicht stond ernstig van pijnlijk gemis.

OUDE EN NIEUW WERELDBEELD
Wie aan een kind wil uitleggen waar God en opa zijn, stuit op een probleem. Ons ontbreken de woorden om over die geheimen te praten. De taal van vroeger is niet toereikend en een nieuwe taal is er nog niet. We wikken en wegen symbolen, maar daar kom je bij kinderen niet mee weg!
Als je het evangelie van vandaag leest, besef je de omvang van de geloofscrisis. Ruw gezegd: sinds een paar eeuwen is de voorstelling van het heelal drastisch veranderd, maar de taal van het geloof bedient zich nog van de oude begrippen.
Vroeger had men het gevoel dat de hemel binnen de kosmos een plek had: wie naar de sterren keek zag iets van het eeuwige vuur. Als God neerdaalde op aarde, kwam Hij vanuit het licht daarboven. Als Jezus terugkeerde naar God, ving zijn lichaam een reis aan door de dampkring. Die voorstelling leverde de taal waarin men sprak over God, hemel en hel. Met die beelden werden de gewelven beschilderd van de kathedralen. Ook Jezus sprak deze taal.

OUDE EN NEIUWE TAAL
De moderne wetenschappen hebben ons een ander beeld gegeven. De aarde staat niet in het midden van het heelal. De sterren zijn een soort zonnen, niet meer en niet minder. Ze bewegen zich van ons af. Het heelal is begrensd. Wat er achter die grens is mag je wel vragen, maar een beeld kun je je er niet van vormen. Het wordt gauw wiskunde. Wat er was vóór het heelal heeft geen antwoord, want toen was er geen tijd. In elk geval is er binnen de grenzen van de kosmos geen domein waar God met zijn engelen en heiligen huist. Zo ontstaat er een conflict tussen de oude taal waarin het christelijk geheim vertolkt is en de nieuwe voorstelling van de wereld. Dat veroorzaakt een geloofscrisis. Het lijkt alsof het christendom een verouderd kinderlijke wereldbeeld veronderstelt. Het klopt niet met ons wereldbeeld dat de mensenzoon reist op een wolk.

WAARHEID
De moderne gelovige moet de waarheid die in de oude voorstelling school, eruit halen en ze opnieuw zeggen in een taal die past in ons wereldbeeld.
Welke waarheid wil Jezus ons vertellen? Hij zegt dat alle machten ter wereld ooit zullen wankelen. Hij zegt dat dit iets is dat we allemaal zelf zullen meemaken. En als alles om je heen dreigt in te storten, dan hoef je nog niet bang te zijn. Dan moet je recht overeind blijven, want God zelf wankelt niet. Wat er ook kapot gaat: de liefde niet. Zorg dat je woont in het huis van de liefde, dan ben je veilig bij alle rampen die je overkomen.
Mijn moeder stapte zwijgend bij me in de auto. Aan haar handen kleefde modder. Ze was duidelijk niet uit de hemel gekomen, eerder uit de kilte van de hel Niet het graf bevatte een belofte van God maar wel haar liefde en haar verlangen die aan het gemis ten grondslag lagen.

AKELIGE DROOM
Lieve kinderen. De tante van Patty was met veel spannende verhalen uit Australië gekomen. Op school begon Patty te vertellen. ‘In Australië lopen de mensen ondersteboven’, zei ze met grote stelligheid. Alexander trok een gek gezicht. ‘Dat geloof je zelf niet.’ Daar had ie gelijk in, Patty kon het zelf ook moeilijk geloven, maar ze had het zich laten uitleggen. ‘De wereld is een grote voetbal en Australië ligt helemaal aan de onderkant.’ ‘Je kunt toch niet lopen op je hoofd!’ ‘Nee! Ze lopen op hun voeten, maar de grond is boven’, hield Patty stug vol. ‘Dan vallen ze toch van de aarde af!’ ‘Nee hoor’, dat had Patty wel begrepen. Je valt niet van de aarde af want de aarde trekt jou aan. Alexander wist niet wat hij ervan denken moest.
Die nacht lag Alexander in bed. De wereldbol spookte door zijn hoofd. Hij had wel eens gehoord dat de aarde draaide. Daarom werd het nacht. Nou nog mooier. Misschien hing hij wel met bed en al ondersteboven en moest de aarde heel hard aan hem trekken! Hij droomde dat de aarde steeds sneller ging draaien en dat er een overstroming kwam en dat hij met zijn bed van de aarde driegde te vallen en dat pappa en mamma ver weg op een ander eiland zaten. Alexander woelde en zweette. Toen voelde hij de hand van mamma die hem zachtjes wakker aaide. ‘Rustig maar, je hoeft niet bang te zijn, grote knul’ en mamma gaf hem een kusje. Als mensen van je houden hoef je niet bang te zijn!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag224
gister223
deze maand1584
totaal826230