De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ALLERHEILIGEN IN HET JAAR 2003
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2003

FATALE GRENS

GRENS TUSSEN LEVEN EN DOOD (1)
Het is alweer wat jaartjes geleden. Ik werd opgebeld. Het was nacht, een uur of vier. Ergens in Heerlen zat een oude man te waken bij zijn stervende vrouw. Hij wist niet of ze dood was. ‘Of ik langs kon komen.’ De sfeer van de nachtelijke stad was deprimerend. Schaarse lantaarnpalen wierpen ongezellig oranje licht voor niemand. In de verte startte een enkele auto. De oude man deed me zenuwachtig open en troonde me mee naar een schemerachtige kamer. Daar lag zijn vrouw, al meer dan vijftig jaar zijn lief, geveld. Ze leek dood. De man had vroeg in de avond de huisarts geroepen, en uren later nog eens. De laatste keer had die gezegd dat hij maar weer moest bellen als ze dood was. Maar hij wist niet of ze dood was. Of ík dat kon zien. Hij voelde haar voorhoofd en haar pols, aaide zacht over haar keel en luisterde gespannen bij haar mond. Ik heb daar ook niet voor gestudeerd. ‘Zullen we eerst samen bidden?’ Dat deden we. Toen belde ik de dokter.

SCHIJNDOOD
De grens tussen leven en dood is soms moeilijk te trekken.
Dood is een lichaam dat niet meer in staat is om een persoon te dragen in de tijd, en daar ook nooit meer toe in staat zal zijn. Daar ongeveer trekken wij de grens. De grens is onverbiddelijk. Wie we daar hebben uitgezwaaid komt nooit weer.
De vaststelling van de grens tussen leven en dood was in de achttiende eeuw bijna een obsessie. De mening had postgevat dat stank de oorzaak van besmetting was. Men ging de doden steeds sneller begraven. Soms al als ze nog in coma waren. Daardoor ontstonden allerlei gruwelverhalen over schijndood.
Tijdens de Verlichting was het geloof in de hel op zijn retour. Angst voor schijndood kwam daarvoor in de plaats.
Allerlei ingenieuze kisten werden bedacht en speciale huizen gebouwd waarin de dode vóór de begrafenis enkele dagen op een bank kon rusten, voorzien van allerlei alarmbellen.
Napoleon bepaalde dat pas na 24 uur begraven mocht worden. Dat werd later tot 36 uur uitgebreid. Pas rond 1850, toen de dokter met een stethoscoop de hartslag kon horen, verdween de angst.

GRENS TUSSEN LEVEN EN DOOD (2)
Die alom gevreesde en bevochte grens tussen leven en dood, die trekt Jezus heel ergens anders.
Niet pas als de tijd voorbij is kom je dood en eeuwigheid tegen. Die grens is er eerder en vaker.
Het leven, zegt Jezus, is wat voortkomt uit God. Dus gerechtigheid is eeuwig leven. Als je de rechten van een ander respecteert; als je armen tot hun recht laat komen, als je rechtvaardig bent, als je vecht voor een eerlijke wereld, dan heb je deel aan het leven. Dan sta je aan de kant van het licht, aan de kant van de hemel. Als je vrede zoekt, als je zachtmoedig bent, als je een offer kunt brengen, dan bevind je je in het land van de levenden. Gelukkig zul je zijn!
Maar als je anderen het brood uit de mond steelt, als je je verrijkt ten koste van de kinderen op deze aarde, als je onbarmhartig bent en niet kunt vergeven, als je anderen geen nieuw begin gunt, als je jezelf niet vergeeft, dan dwaal je door het land van de dood; dan ga je een weg zonder toekomst die eindigt in duisternis.
Mensen die voor het leven kiezen, voor het licht, die bestaan in God. Hun weg loopt niet dood. Hun land is onbegrensd. Zij zullen niet verloren zijn als hun tijd eindigt. Ze bestaan immers uit eeuwigheid, uit goddelijk leven. Dus maak je geen zorgen hoe je een dag langer kunt bestaan. Maak je liever zorgen of je woont in het land van de liefde, of je vrede brengt, of je mededogen bezit. Dan zul je gelukkig zijn.
Zo mogen we ons verbonden voelen met onze lieve doden, omdat we samen wandelen in het land van de gerechtigheid. We bestaan samen in de liefde van God in een tijdloze ruimte.

ZEVEN LEVENS
Lieve kinderen. Patrice zat met een rode kop en een bak vol chips achter de computer. Met driftige vinger-bewegingen op het toetsenbord liet ze een mannetje huppelen door lange donkere gangen van een doolhof. Af en toe sprong er een blaffende hond te voorschijn of verscheen er een krijsend spook. Ai! Daar was er weer een. Patrice reageerde te laat. Het monster beet. Patrice viel. Ik keek vragend naar de echte Patrice. Die haalde haar schoudertjes op: ‘Ik heb nog vier levens’ zei ze luchtig. Enkele seconden later rende ze weer gespannen door de gevaarlijke gang. Patrice was zo druk bezig dat ze de bel niet had gehoord. Even later stond Michelle bij de deur. ‘Ga je mee spelen?’ vroeg ze met een lief stemmetje. Patrice wierp een snelle blik weg van het scherm. Ze aarzelde. Ze had duidelijk meer zin om in de monitor te blijven rondrennen dan met Michelle te gaan rolschaatsen. ‘Ik heb nog vier levens’, riep ze naar haar vriendinnetje. Maar Michelle was een slimme meid. Die zei: ‘Je hebt maar één leven. Dus ik zou maar gauw meekomen, anders heb je geen vriendinnetje meer.’ Patrice schrok. Daar had een groen monster op gewacht, die sloeg haar met zijn klauw neer. Patrice save-de haar drie overgebleven levens en koos voor Michelle. Even later huppelde ze samen hun ene leven van vriendschap en buitenlucht in.
Lieve kinderen, we hebben maar één leven. Eén leven vol vriendschap en liefde. Eén leven van God en voor God.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag93
gister352
deze maand1805
totaal826451