De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ZESENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR 2003
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2003

BETER KREUPEL IN HET LICHT DAN DANSEND IN DE DOOD

'ALS JE MAAR GEZOND BENT'
‘Hoe gaat ermee?’ begin ik een gesprekje. ‘Och, het gaat wel, de ergste schrik na de inbraak ben ik weer te boven. Al het gedoe met de verzekering is achter de rug. Ik zeg maar zo: zolang we maar gezond zijn...’ Ik begrijp de wens en knik. Het valt me op dat veel gesprekken zo beginnen en eindigen: ‘Als we maar gezond zijn!’
Ik denk het zelf ook vaak, vooral als ik in het ziekenhuis weer van dichtbij mensen heb gezien die een zwaar kruis te dragen hebben.
Ik hoor het ook van aanstaande moeders en vaders. ‘Of ze zich zorgen maken over hun kind?’ ‘Of het een jongen of een meisje wordt?’ Natuurlijk hebben ze daarover nagedacht. Maar er is iets dat ze veel en veel belangrijker vinden: ‘Als ie maar gezond is!’

'ALS JE MAAR GELUKKIG BENT'
Het evangelie laat een heel ander geluid horen. Het zijn heldhaftige heftige woorden. Je hoort er Jezus’ zorg in over naderend lijden. Je hoort er Marcus’ zorgen in over christenen die vanwege hun geloof worden opgepakt en gemarteld. ‘Je kunt beter met één oog het Rijk van God binnengaan dan met twee de dood in!’ Met eenvoudiger woorden: Je kunt beter met één been gelukkig zijn dan met twee ongelukkig! Gezondheid is een groot goed, maar het is niet het grootste. Jezus zegt niet: ‘als je maar gezond bent’, maar: ‘als je maar gelukkig bent.’
Menig gezond rondspringend mens beseft zijn geluk pas later, als hij gebogen over een rolator bijna niet verder komt. Dat is zonde!

GENADE VAN GEZONDHEID
Gezondheid is een grote gave. Het is een genade. En het is inderdaad waar dat de echte waardering daarvoor pas gevoeld wordt als zij iets begint na te laten. Tientallen jaren van je leven kun je ronddartelen alsof het een vanzelfsprekend goed recht is, en ineens mankeert er iets aan de rug, of het oog, of de maag en je bent je diep bewust van de rijkdom waarin je hebt geleefd.
Gezondheid is een gave: ervan kunnen genieten en je ervan bewust zijn dat het een geschenk voor jou is, dat is een nog grotere genade.
Maar Jezus gaat verder. Ook als de gezondheid nalaat kan er geluk zijn. Ook degene met één oog, of met helemaal geen licht; ook degenen die zwaar ademt en zich strompelend voortbeweegt, ook die kan gelukkig zijn. Jezus zegt het stoutmoediger: ook die kan in God zijn...
Ook het kind dat geboren wordt met een gebrek kan gelukkig zijn en het kan velen in zijn omgeving gelukkig maken.

NOG NOOIT ZO GELUKKIG
Een nog tamelijk jonge man had me om een bezoek gevraagd. Hij zou binnen enkele maanden doodgaan. Vroeger was hij katholiek geweest, maar dat wat er in de zestiger jaren vanaf gesleten. Ik vroeg hem hoe hij terugkeek op het leven dat achter hem lag. Hij zuchtte, liet een brede stilte vallen en vocht met zijn tranen. Toen zei hij: ‘de laatste weken besef ik pas hoe gelukkig ik ben geweest. Ik heb altijd langs de tere, zachte kanten van het leven heen geleefd. Altijd op zoek naar avontuur en nieuwe vriendschappen. Eigenlijk ben ik altijd tamelijk eenzaam geweest. Maar de laatste weken voel ik hoeveel lieve mensen echt om me geven. Hoe ik gedragen wordt en bemind. Ik ben geen eenling met een dodelijke ziekte. Ik ben een nietig onderdeeltje van een heel groot mysterie. Dat voelt warm, dat is liefde. Als de tijd van dit nietig onderdeeltje voorbij is, dan zal er dat grote mysterie nog altijd zijn. En zo kijk ik naar mijn familieleden en vrienden die me bezoeken. Ze zijn allemaal voortbrengselen van de liefde, ook al beseffen ze het nog niet. Soms heb ik het gevoel alsof ik voor het eerst in mijn leven echt van mensen houd.’ Hij besloot: ‘Ik ben een gelukkig man; nog nooit zo gelukkig geweest.’
‘Het is mooier om kreupel naar het licht te gaan dan springend de duisternis tegemoet.’

BOTERRSPAAN
Lieve kinderen. In het evangelie komen leerlingen bij Jezus klikken. Daarom wil ik je een verbaaltje over klikken vertellen.
Toen de kinderen uit de gym-les kwamen had de juf ten strengste verboden om in de klas te voetballen. Maar toen ze eventjes de deur uit was, had Brian een flinke trap tegen de bal gegeven en die was door de klas gevlogen. Els had hem opgevangen vlak voor hij de wereldbol op de vensterbank zou raken en alle kinderen hadden in de handen geklapt.
Maar Marianne was bang. De bal had wel door de ruit kunnen gaan. Wat hadden die grote jongens nog allemaal meer kunnen doen. De juf moest eens weten. De juf moest het weten. De klas was niet veilig meer. Dus Marianne liep naar de juf toe, meteen toen ze weer in de klas was. Ze maakte met de handen een toetertje om haar lippen zodat de juffrouw begreep dat er een geheim aankwam. De juf boog naar voren en Marianne fluisterde in haar oor dat de grote jongens een voetbal door de klas hadden getrapt. De grote jongens begrepen direct wat er aan de hand was. Een riep vanachter zijn vuist: ‘klikspaan, boterspaan, je mag niet door mijn straatje gaan.’ Enkele kinderen begonnen dreigend mee te deunen. De juf stond recht. Marianne ging naar haar plaats. ‘Stilte’, riep de juf. ‘Ik heb zojuist van Marianne gehoord welke prachtige prestatie Els in deze klas geleverd heeft. Dank je wel Els. Keepen mag in de klas maar trappen alleen buiten. Is dat afgesproken?’
De grote jongens kregen geen straf. Dat deed de juf met opzet. Want dan zouden ze ook niet vervelend gaan doen tegen Marianne. De juffrouw hield van Marianne en van de grote jongens.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag108
gister223
deze maand1468
totaal826114