De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

VIERDE ZONDAG VAN PASEN 2003
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2003

HUURDERS EN HERDERS

HERDERS IDYLLE
Door een paradijselijk landschap wandelt een herder met een kudde schapen. Wie zou niet met hem willen ruilen? Het was in de steden van de oudheid al een geliefde droom. Gedichten getuigen daarvan. De stadsmens benijdt hem. De herder heeft het levensritme van de schapen overgenomen. Voor hen is er maar één tijd en dat is nú. Geen gejakker. Het dichtstbijzijnde blaadje groen is hun enige levensdoel. De herder draagt een wijde mantel en heeft een fluit in de hand om zich ‘s avonds te laten horen aan de sterren.
Wat op buitenstaanders grote indruk maakt is de zorgvuldige omgang van de herder met elk dier in zijn kudde. Voor hem zien de schapen er niet allemaal hetzelfde uit. Elk dier heeft zijn eigen naam en karakter en daar houdt hij rekening mee.
De herder werd daarom tot voorbeeld gesteld aan de leiders, aan koningen en hogepriesters.

STOK EN STAF
Het verhaal van Jezus voegde aan dit bestaande beeld een belangrijke nuance toe. Niet alle herders zijn goed! Er zijn ook uitzendkrachten. Mannen die voor de job werden. Zij kenden de namen en de nukken van hun schapen niet. Ze hadden ze niet geboren zien worden. Ze zouden een wolf niet eigenhandig verjagen. Het enige belang van de ingehuurde herder was zijn loon. De overheden moeten niet op zo’n herder lijken!
Behalve zijn onafscheidelijke hond had de herder een staf. In het zilverkastje bij ons thuis stond het schepje van een herdersstaf. Die was van een heeroom van mijn moeder geweest. Hij was in Baexem aan een hartverlamming gestorven terwijl hij onderweg was naar een ongeluk op de rijksweg om iemand te bedienen. Mooie dood voor een priester. Beter dan aan de kaart-tafel. Het verhaal werd met eerbied verteld. Hij had dus een klein schepje met een verlengstuk aan een van de onderste hoeken die een soort krul maakte tegen de stok aan. De schep diende om zand weg te gooien. Zonder zich te bukken kon hij wat steentjes naar voren werpen om een van de schapen aan het lopen te zetten of van richting te laten veranderen. De krul diende om -indien nodig- een dier snel bij de poten te kunnen pakken. De staf was ook een wapen tegen vijanden.

GOEDE HERDERS (1)
Het verlangen naar goede herders bestaat nog steeds. Overheden zijn soms nog steeds vooral geïnteresseerd in macht en inkomsten.
De inhaligheid van sommige top-managers die in moeilijke tijden enorme loonsverhogingen incasseren vervreemdt mensen van hun bedrijf.
De achteloosheid waarmee sommige specialisten in ziekenhuizen hun patiënten benaderen verbijstert me elke keer opnieuw.
Het gebrek aan mensenkennis waarvan soms kerkelijke bestuurders getuigen heeft me vaak pijn gedaan.
Met het oog op hen zegt Jezus dat de goede herder weet hoe zijn schapen denken. Hij kent hun problemen. Hij praat met ze. Hij loopt achter de kudde om elk schaap te kunnen zien en om hen zelf het tempo te laten bepalen. Af en toe gooit hij een kluitje aarde. Gelukkig, hij is er nog. Slechts zelden heeft hij er een bij de poten.

GOEDE HERDERS (2)
We kunnen Jezus bijvallen. We hebben behoefte aan goede herders. Misschien kunnen de schapen ooit hun burgemeester kiezen, maar wie kiest de grote bazen die werkelijke macht hebben? Wie kiest vrij en ongedwongen zijn specialist als hij op hulp is aangewezen? Wie kiest zijn bisschop...? De schapen kunnen soms alleen maar met Jezus hardop dromen over de herder, hoe die zou moeten zijn. Dromen en hopen.
Jezus’ opmerking was gericht aan het adres van harteloze leiders. Maar we mogen er ook een erkenning in lezen van de goede herders in onze omgeving.
Een erkenning voor de vrouw die elke dag de verpleegkliniek bezoekt om haar man te strelen die haar naam niet meer weet.
Een erkenning voor de onderwijzer die de klem begrijpt waarin het driftige jongetje zichzelf steeds manoeuvreert.
Een erkenning voor de huisarts die ongevraagd opbelt of het alweer wat beter gaat.
Voor de bisschop die opkomt voor de armen in zijn diocees. Zij zijn het die de kudde bij elkaar houden.

KEET SCHOPPEN
Lieve kinderen.
Rob was de eerste die iets in de gaten had. Juffrouw Carla stond altijd al in de klas voordat de kinderen binnen waren. Maar nu waren ze in een leeg lokaal terecht gekomen. Dat vond Rob wel leuk. Daarom had hij zijn stoeltje gauw naast dat van Bo gezet. Rob hield van keet schoppen. Een paar andere jongens waren ook van plaats verwisseld.
Toen stapte een vreemde juffrouw de klas binnen. Ze was wat ouder dan Carla. Ze keek eens rond en zei toen: ‘Goeie morgen, kinderen. Ik ben jullie nieuwe juf. Carla is ziek. Ik heet Yvonne. Hoe heet jij?’ Ze wees naar Rob. Rob keek ondeugend uit de ogen en riep zelfverzekerd: ‘Ik ben René!’ Een paar meisjes begonnen giechelen. Maar juffrouw Yvonne zei: ‘Daar hoeven jullie niet om te lachen, René is een mooie naam.’ Ze schreef hem op. ‘En hoe heet jij?’ vroeg ze aan Daan. Daan kreeg een rood hoofd en stamelde ‘Pim’. ‘Pim’, zei de juf vriendelijk. Daar is niks mis mee. Ze schreef het op. Je begrijpt het wel. Juffrouw Yvonne maakte een lijsje met verkeerde namen.
Ze kwam bij Annelies. Annelies was heel braaf. Toen de juf vroeg: ‘En hoe heet jij?’, zei Annelies bijna onhoorbaar ‘Annelies’. ‘Wat zeg je? Ik hoor het niet goed.’ ‘Annelies’, klonk het zacht. De juffrouw keek even wantrouwend en vroeg: ‘Je houdt me toch niet voor de gek?’ De kinderen schaterden het uit.
Die hele ochtend was het keet in de klas. Alles ging fout. De verkeerde kinderen kregen een beurt. De goede kregen slechte punten en verkeerde straf.
Als je de namen niet kent gaat het goed mis in de klas. God lijkt dus niet op Yvonne maar op Carla.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag226
gister223
deze maand1586
totaal826232