De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

KERSTNACHT IN HET JAAR 2002
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2002

'GA MAAR NAAR HUIS!'

STRAATSBURG, 1313
Stel je voor. Een grote kathedraal in Straatsburg. Het is Kerstmis 1313; ruim 700 jaar geleden dus. De kerk zit vol edelen, knechtvolk en hun familie, begijnen en zwervers. Er lopen zelfs honden en katten rond. Zo kan het ongeveer geweest zijn. Een pater beklimt de preekstoel. Het is een beroemde professor uit Parijs, meester Eckhard. Als de mensen hem zien wordt het stil. Dan begint hij te schreeuwen, want een geluidsinstallatie was er niet. Hij roept de menigte toe: ‘Als jullie gekomen zijn om de geboorte van Jezus in Bethlehem te vieren, dan ga maar naar huis!’ Even is het doodstil in de kathedraal. Dan klinkt er hier en daar wat rumoer. Een boze man schreeuwt iets maar dat is niet te verstaan. Wis en waarachtig, ze waren gekomen om kerstmis te vieren. Daar was toch niets mis mee!
Dan gaat de predikant verder. ‘Waar het eigenlijk om gaat, dat is niet iets moois van vroeger. Het gaat om nú en om júllie. God wil vandaag geboren worden in jullie hart! Dat moeten jullie begrijpen!’

VOERENDAAL, 2002
Voerendaal, 2002. Een vader vertelde over de geboorte van zijn eerste dochter. Hij was er een ander mens door geworden. Zijn ogen straalden. ‘Tijdens de bevalling was het net alsof alles tegelijk gebeurde, de eeuwigheid in één ogenblik. Ik zag een verpleegsters rennen, de blik van de dokter, een druppelend infuus, alles tegelijk; en ik zag mijn dochtertje en dat alles erop en eraan zat. Ik voelde plotseling een enorme verantwoordelijkheid. Het deed er van nu af werkelijk toe dat ik bestond. Ik wandelde naar huis en voelde het van binnen zingen. Ik wilde naar de sterren roepen: “Ik ben vader!”. De boomtoppen, de maan, de vrieskou, zelfs het asfalt..., alles leek familie van me. Ik hoorde bij wat er van alle eeuwigheid was.’

BETHLEHEM, 0
Bethlehem, in het jaar nul of daaromtrent. Een vader en een moeder, een lied in de nacht, een hemel vol engelen. De eeuwigheid wordt voelbaar.
De werkelijkheid waarin we leven is oneindig groter dan wijzelf zijn. Daarom zeggen we niet alleen: ik ben mens geworden, maar ook: God wordt mens in mij.

HET WONDER WENT
De jonge vader had zijn dochter Lieke genoemd. ‘Dat komt van Angela, `t betekent engel’, legde hij uit. Lieke was een wonder. Taal en teken van de Eeuwige. Een innige glimlach uit het diepst van het Zijn. Lieke bleef een wonder in de jaren die volgden: toen ze zich overeind kon trekken aan de rand van de tafel. Toen ze haar eerste stapjes zette. Toen ze voor het eerst de kerststal ontdekte en speelde met schapen en engelen en vroeg of die met elkaar getrouwd waren. Maar er trad slijtage op. Mensen wennen aan wonderen. Dat is zonde. Lieke kon ook wel eens lastig zijn en lui. Waarschuwingen en dreigementen moesten haar aan het huiswerk houden. Lieke ging uit en kwam laat tuis. Ze dreunde keiharde muziek door het huis en bleef rondhangen ‘s avonds op straat. Het wonder werd gewoon en ‘gewoon’ werd vervelend.
Dat kan nog erger. Er zijn mensen die zichzelf als een last zijn gaan voelen. Mensen voor wie het leven een straf is. Angst sluipt het bestaan binnen. Dan gaat er van de mens geen licht meer uit.

GODS MENSWORDING
Dit bedoelde meester Eckhard 700 jaar geleden. Op de verjaardag van Jezus vieren we dat God weer mens wil worden in ons eigen hart.
Het gaat niet om een lekker gevoel onder een sneeuwbui of een brok in de keel bij Stille Nacht. Het gaat hierom. Mijn eigen leven is een manifestatie van de Eeuwige. God die liefde is wil hier en nu zijn door mijn en uw bestaan. Dat geeft mij waardigheid en zin. Dat kan ons sterk en blij maken.
Een mens kan dat vergeten. Dan zoekt hij wanhopig naar de betekenis van zijn leven. Hij wil uitblinken, de baas spelen, hij vecht om zijn eigen gelijk, om macht en bezit. Hij gaat over lijken. Oorlog komt in de wereld. Geweld roept geweld op. Wie vergeet dat hij een engel is kan een duivel worden.
‘De belangrijkste mens op aarde, zei eens een wijze, ‘is de mens die nu tegenover je staat.’

DE ROL VAN HAAR LEVEN
Lieve kinderen. De kinderen van groep vijf zouden een kerstspel opvoeren. Iedereen mocht meedoen. Wie herder of herderinnetje wilde zijn of engel of schaap, kon zijn hand opsteken. Maar Klaartje wilde Maria zijn en er waren meer meisjes die dat wilden. Dus werd er geloot. ‘Kijk’, zei juffrouw Trees, ‘ik heb drie briefjes. Op een staat mevrouw-van-de-herberg. Op het andere hoofd-engel en op het derde Maria. Ik doe ze in deze doos.’ De juffrouw schudde er heftig mee. ‘Nu mogen Wilma, Klaartje en Anne een briefje trekken. Klaartje pakte met de ogen dicht een briefje. Ze vouwde het open en las mevrouw-van-de-herberg. Tranen kreeg ze in de ogen. Wilma sprong even later een gat in de lucht; de leukste voetballer van de klas was Jozef geworden.
Daags voor kerstmis gingen de kinderen het spel opvoeren in het bejaardenhuis. Klaartje verstopte zich achter de kartonnen gevel van de herberg. Daar klopte Jozef aan. Aan zijn arm sleepte hij Wilma wat onhandig met zich mee. Klaartje voelde zich ineens heel boos en riep snibbig. ‘Weg jullie! Ik wil jullie niet zien!’
Na het spel was er limonade. De bewoners hadden hard geklapt. De directrice kwam de kinderen bedanken. ‘Jullie hebben prachtig gespeeld. Vooral de herbergierster. Wat kon jij spelen! Je leek wel echt boos!’ Klaartje kleurde. Ze begreep dat het niet op de rol aankwam die je toevallig kreeg, maar wel hoe je hem speelt!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag172
gister309
deze maand755
totaal825401