De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

DERTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR 2001
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2000

JEZUS' VALKUIL

DROSTE
De ouderen weten vast wat ik bedoel. Voor de jongeren leg ik het uit: het zogenaamde Droste-effect. Droste was en is een merknaam van cacao. Je kon er warme chocolademelk mee maken. Op de vierkante blikken was een verpleegster afgebeeld van opzij met een witte schort en een dienblad. Daarop stond een kop dampende cacao en, jawel, het Droste-blik. Op dat blik stond dus weer, heel klein, een verpleegster afgebeeld met een blad met daarop het blik, en zo tot in het oneindige. Als de penseel maar dun genoeg was! Het was een tekening die nergens een einde had. Een repeterend verhaal.
Zo’n effect zit ook in het verhaal van Jezus.

EEN GRAP
‘Er gingen eens twee mensen naar de tempel.’ Het lijkt wel het begin van een grap. Eigenlijk ís het ook een humoristisch verhaal. De ene man voelt zich thuis in de tempel. Hij is erop gekleed. Zijn dure gewaden kunnen concurreren met de zuilen en de altaren. Een bisschop met een mijter of een pastoor in toog. Hij loopt onmiddellijk en opzichtig door tot aan de heilige treden. De ander man is een zwerver. Het is maar de vraag of hij eigenlijk wel naar binnen mag. Wie weet met welk vuil hij in aanraking is geweest. De man is niet op zijn gemak. Hij voelt afkeurende blikken op zich gevestigd. Hij blijft wat dralen bij het wijwatervat. Twee mannen dus, op weg naar de tempel.
Wie zich laat meeslepen met Jezus’ verhaal, deelt ook de afkeuring aan het eind. De arme sloeber gaat gerechtvaardigd heen. Die realiseert zich tenminste zijn eigen kleinheid. Die erkent de grootheid van de Almachtige. Maar de Farizeeër, die neerziet op zijn medemensen, die de arme veracht, die zo’n hoge dunk heeft van zichzelf..., die is verwerpelijk! Typisch trouwens voor die eigengereide schriftgeleerden om zich ongegeneerd te distantiëren van de tollenaar. We moeten ze niet. Ze zijn schijnheilig; ze denken dat ze de ware gelovigen zijn en anderen tot voorbeeld. Maar het stelt niets voor. Ze zoeken immers hun eigen eer.

DE VALKUIL
En ineens, pats, daar zijn we in de valkuil getrapt! Nu doen we warempel hetzelfde als de Farizeeër deed: we kijken neer op een medemens vanwege zijn uiterlijk. Jezus keurt het gedrag van de Farizeeër immers af omdat hij neerkijkt op de tollenaar. Als wij nu neerkijken op de Farizeeër, keurt Jezus ook ons gedrag af. Het Droste-effect zal ik maar zeggen. De begin-vraag duikt aan het eind opnieuw weer op!

VOOR GOD STAAN
Twee mannen op weg naar de tempel. Waarom ga je naar de tempel? Waarom bezoek je de kerk. Soms zijn er twee mensen op weg naar de winkel, of naar het reisbureau. Soms zijn twee moeders op weg naar de apotheek of twee kinderen naar het voetbalveld. Je hoort waarheen ze gaan en je weet ongeveer wat ze gaan doen. In de winkel gaan ze hun eigen wensen vervullen. Ze kopen appels en marsepein. In de apotheek gaan ze iets zoeken om hun nood of hun pijn of andere kwalen te verzachten. Maar waarom gaan ze naar de kerk?
Het verhaal van Jezus heeft daar een antwoord op. Ze gaan naar de tempel om voor God te staan. Ze willen als mens in dit heelal hun plaats definiëren. Ze willen voelen dat er Iemand is die boven hen staat. Ze willen de Almachtige eren.
Precies die geloofsdaad van ‘recht voor God gaan staan’, precies die bepaalt ook onze onderlinge relaties. We zijn elkaars gelijken. Het past ons niet om te oordelen; om anderen te verdelen in goeden en slechten. In de winkel gaat nummertje dertien voor nummertje veertien; bij de eerste hulp gaat de ergste nood vóór; bij de ingelaste bussen op het treinstation zitten de jeugdigste lopers vooraan. Op het erepodium staat de gele trui boven. Maar hier, hier in de tempel, delen alle mensen in Gods heiligheid. Staande voor God is er geen oorlog meer. Staande voor God is een Islamiet niets minder dan een ongelovige en een katholiek niets meer dan een Jehova. Hier verstommen onze oordelen over elkaar. Ook die farizeeër is niet slecht. Hij is ook Gods kind.
Jezus legt het woord van de tollenaar ons in de mond: Wees ons genadig God!

EENZAME KEVIN
Lieven kinderen. Tegen het hek van de speelplaats stond Kevin. Kevin was een beetje groot voor zijn leeftijd. Hij stond er alleen. Kevin stond vaak alleen. Als je tegen Kevin zei: ‘Ik krijg morgen een hondje’ dan zei Kevin: ‘Ik heb gister een bouvier gekregen’. Als je zei: ‘Mijn vader kan kaartjes krijgen van Roda’, dan zei Kevin: ‘Ik ga met pappa zondag naar Ajax’. Altijd had Kevin harder gefietst en mooier geschreven en dapperder gedurfd. Altijd was hij aan het opscheppen dat hij de beste was. Daarom was Kevin alleen. En omdat Kevin zo alleen was ging hij nog meer fantaseren en nog meer opscheppen.
Daar kwam pas verandering in toen Nathalie op school kwam. Ze was nieuw. Ze stapte zomaar naar Kevin toe en zei: ‘wat heb jij een mooie jas aan!’ Kevin wou al zeggen: ‘Ik heb nog een veel mooiere jas...’, maar hij bedacht dat dit nergens op sloeg, dus zei hij maar: ‘Jij hebt ook een prachtige jas aan. En er ontstond een mooie vriendschap.
Als je in de kerk met God praat, dan moet je niet opscheppen over jezelf en neerkijken op andere mensen; dan moet je juist voelen dat alle mensen kinderen zijn van God!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag32
gister223
deze maand1392
totaal826038