De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

TWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR 2001
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2001

DE KLOKKENLUIDER VAN JERUZALEM

DE ONHEILSPROFEET
‘Dat is nou typisch iets voor pastoors en dominee’s’, riep iemand uit. Als er verdriet is dan praten ze over innerlijke vreugde en toekomstig geluk en als er feest is heffen ze een waarschuwend vingertje en herinneren aan ellende en tekort’. Misschien hebben veel pastores die neiging. De profeet Jeremia zeker!
Het waren barre tijden. Israël was verscheurd. De koningen moesten voorzichtig laveren tussen de grootmachten Egypte en Babel. Wat moest het kleine Israël? Een neutrale positie kiezen of bescherming zoeken bij Egypte? Wrede tijden waren het. Koning Sedekia werd gedwongen te kijken naar de moord op zijn kinderen; vervolgens maakte men hem blind.
In die roerige dagen was Jeremia profeet. Een weerbarstige vent. Vaak had hij het aan de stok met de overheden. Dat was begonnen toen hij eens een aarden kruik aan gruzelementen smeet om plastisch het lot te voorspellen van de tempel in Jeruzalem. De tempelwacht sloot hem daarvoor op.
Een andere keer loopt hij uitdagend met een juk om de nek door Jeruzalem om te laten zien hoe het de inwoners zal vergaan na de oorlog.
De troepen van Babylonië belegeren de stad. Jeremia adviseert de koning om zich over te geven. Maar de koning hoopt op Egyptische steun. Jeremia wordt gearresteerd en van verraad beschuldigd. Men gooit hem in een put.
Toen er eenmaal oorlog was en het land bezet, begon Jeremia andere tekenen te geven. Geen waarschuwingen meer maar bemoediging. Tijdens de belegering van Jeruzalem koopt hij een stuk land. Hij betaalt er de volle prijs voor. Investeren in een stad die op het punt staat te bezwijken demonstreert de hoop op betere tijden.
Jeremia is bij uitstek de figuur die laat zien hoeveel pijn het kan doen als je de waarheid spreekt.

KLOKKENLUIDERS
Tegenwoordig zouden we Jeremia een ‘klokkenluider’ noemen. Klokkenluiders zijn mensen die aan de bel trekken; die mistoestanden aan de kaak stellen; die protesteren als collega’s worden gediscrimineerd, als wetten met voeten worden getreden of gemeenschapsgeld wordt misbruikt. Het loopt vaak slecht met hen af. Hun klacht wordt op een eindeloze reis gestuurd langs burelen om te verdwijnen in een la. Intussen wordt de sfeer op het werk niet beter. De aanklager wordt gemeden of gekleineerd en tenslotte om onduidelijke redenen ergens op een minder interessante plek gezet. Promotie kan hij vergeten. Dat lot dreigt. Precies daarom houden anderen de mond.
Zo niet Jeremia. Als hij vindt dat de koning een verkeerde keuze maakt, dan maakt hij het duidelijk. Als hem dat klappen oplevert, dan moet dat maar; zwijgen zal hij niet.
Zulke profeten zijn er ook in ons midden. Gewone mensen die plotseling in een gesprek hun vinger opsteken en zich gedecideerd melden: ‘Daar ben ik het niet mee eens!’ Ik heb het eens een oude vrouw zien doen. Het gesprek ging over vluchtelingen en asielzoekers. Een bende mensensmokkelaars was opgerold. Een van de aanwezigen sneerde op ‘die profiteurs die alleen maar op onze welvaart afkomen’. De oude vrouw had lang gezwegen, maar nu mengde zij zich in het gesprek: ‘Als jullie dit maar goed weten. Toen jullie kinderen waren in de oorlog, was ik met jullie overal heen gevlucht waar maar te eten was! Kon me allemaal niks schelen...’
Of die leraar tijdens een vergadering. Iedereen deed een beetje lacherig over een meisje dat niets presteerde en zich lui en onwillig toonde. De man zei ineens: ‘Ik geloof niet dat we nu de juiste toon hebben. Wie is er al eens bij haar thuis geweest?’
Niet alleen in de grote politiek maar ook in het leven van elke dag zijn er momenten waarop we net als Jeremia onze nek mogen uitsteken voor wat waar is en gerecht. Jeremia durfde te zeggen waar het op stond.

IN DE PUT - UIT DE PUT
Lieve kinderen. We hebben het verhaal gelezen van Jeremia. Jeremia was heel lang geleden een profeet. Er was oorlog in zijn tijd. Hij zei tegen de mensen: ‘We hebben verloren. Laten we toegeven dat we verloren hebben.’ Iedereen stopte de oren dicht en Jerema in een put. Want verliezen is niet makkelijk.
‘Een, twee, drie vier...’ Je hoorde verder niet veel in de kamer. Alleen hardop tellen en het rollen van dobbelstenen. De kinderen waren mens-erger-je-niet aan het spelen. Ineens een mep en een vloek. Lieke smeet het bord met alle poppetjes erop door de kamer. ‘Stom, stom, stom spel!’ riep ze en ze rende hulend de kamer uit. ‘Bè!’, riep Ron haar nog na. ‘Je kunt lekker niet tegen verliezen’. De deurs smakte dicht.
Het werd tijd dat mamma zich ermeer ging bemoeien. Mamma kwam uit de keuken. Bij de kapstok greep ze Lieke van tussen de jassen weg, mee de kamer in. ‘Weet je wat we gaan doen? We gaan een wedstrijd doen. Wie het slechtste tegen zijn verlies kan die heeft gewonnen.’ ‘Hmm?’ ‘Begin jij maar Ron. Laat maar eens wat zien.’ Ron stond op, stampje heel hard op de grond en riep ‘Rot spelletje’, maar hij schoot in een lach. Mariëlle was aan de beurt. Marriëlle vloog overeind, liep naar Lieke en gaf haar een mep op het hoofd. Toen liep ze naar Ron en mepte flink, maar Ans mepte terug en ze moesten hartelijk lachen. Nu Ans nog. Ans bonkte met haar vuisten op tafel en begon keihard te gillen. Haar hoofd werd rood tot in haar nek. Ze schudde met haar haren wild in het rond, was opeens stil en zei: ‘Au’. Ze wreef zich over de zijkant van de hand want ze had er veel te hard mee geslagen en iedereen lachte. ‘Ik vind dat Lieke het beste was’, zei moeder. Iedere keer als je boos wordt denk je maar: daar hem ook een keer mee gewonnen.’ En ze gaf Lieke drie koekjes. Dat was de eerste prijs.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag37
gister223
deze maand1397
totaal826043