De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

TWEEËNDERTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR 2000
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2000

GELOOF IS EEN MANIER VAN KIJKEN

CENTEN IN DE COLLECTEMAND
Volgens de nieuwste vertaling is het een quadrans die de weduwe in de collectebus werpt. Dat is Grieks kleingeld, een kwartje. Vroeger vertaalde men met penning of cent. Vandaar het verhaal over de pastoor die voor het eerst in zijn nieuwe parochie had gecelebreerd. De volgende zondag is de collecte geteld. De pastoor bestijgt de kansel: ‘Beminde parochianen, ik ben er enorm van geschrokken dat er in mijn nieuwe parochie zoveel weduwen wonen.’

ARME KINDJES ZIEN
Ik sprak laatst met Frans. Frans is een Belg die zich helemaal heeft gewijd aan de rechten van het kind. Hij had een internationaal congres bijgewoond in de Filippijnen. Hij had foto’s gemaakt van kinderen op de vuilnisbelten van Manilla. Ze wisten daar niet alleen te overleven maar ze maakten van hun leven een feest. Terug in Europa liet hij de foto’s zien aan een schoolklas. ‘Wat zien jullie hier?’ Onmiddellijk kwam het antwoord: ‘Arme kindjes!’ Frans schrok ervan. Zijn 8-jarigen door ons al zó geprogrammeerd dat ze in kinderen uit de derde wereld alleen maar ‘arme kindjes’ zien? Ze zijn toch niet arm! De vuinisrapertjes vormden een koor dat zich kan meten met de beste van de wereld. Er zijn zogenaamde ‘arme kindjes’ die in het oerwoud vissen vangen met hun blote handen en je in enkele seconde een kokosnoot uit de boom halen; die bij ziekte van moeder het hele gezin onderhouden. En wíj zien slechts ‘arme kindjes’!

KIJKEN ALS GOD
God kun je niet zien. Maar Jezus had een idee. Hij vond dat we moesten proberen om naar de wereld te kijken door de ogen van God. Zo kun je een beeld van God krijgen.
Het is een gewaagde stelling, pretentieus ook. Hoe durven we te beweren te kunnen kijken als God. Toch waagt Jezus het erop. Voor hem is geloven: een manier van kijken. Geloven is niet allerlei onwaarschijnlijkheden aannemen of een schijnwereld veronderstellen. Geloven is een manier om naar de wereld te kijken en je zo een idee te vormen van de Eeuwige.

DE FARRIZEËR EN DE WEDUWE
Daar steekt een Farizeeër de straat over. Jezus ziet hem. Hij heeft er gemengde gevoelens bij. De vrome draagt een gebedsmantel met op de vier hoeken brede gouden kwasten. De loshangende draden op de hoeken van het weefsel werden door de armen als een soort handvat gebruikt. Daarmee maakten ze de doek tot draagzak. De arme vrouw kon er het gesprokkelde hout in vervoeren of de vruchten die de maaiers op het veld achterlieten. Maar de trotse Farizeeër had het niet nodig lichamelijke arbeid te verrichten. Hij maakte van de dragers rijk versierde kwasten. Jezus heeft gemengde gevoelens. Hun ijver bevalt hem. Hun plichtsbetrachting ook. Hun moderne ideeën over God en hiernamaals deelt hij. Alleen, ze zijn zo dogmatisch, zo vierkant, zo weinig menselijk. Veertien dagen geleden nog had Jezus het verhaal gehoord over een vooraanstaande Farizeeër. Iemand stond bij hem in de schuld, maar plotseling was die gestorven. De Farizeeër was naar de weduwe toegestapt en had zijn geld opgeëists. Zij had zich geen raad geweten en tevergeefs gesmeekt om uitstel. Tenslotte had de vrouw haar huis aan hem moeten verkopen. Nu sliep ze in God wéét welke schuur. Hoort U? ‘Gòd weet’ ... welke schuur. Jezus wendt zijn blik af. Hij kijkt. Hij preekt niet, geneest niet. Hij kijkt. Hij ziet de offerblok van de tempel. Een grote koperen trompet-achtige trechter staat op de gleuf, zodat je er vanuit de verte je muntstukken in kunt werpen. Menig schriftgeleerde verstond de kunst om met een sierlijk gebaar en een klein effect met de pols ervoor te zorgen dat zijn vrijgevigheid een luid en muzikaal signaal kreeg op het tempelplein. Jezus kan een glimlach niet onderdrukken. Daar komt een weduwe. Het kon de vrouw zijn die door diezelfde Farizeeër uit het huis was gezet. Haar gestalte steekt schril af. Hij: een macho met een hoofddeksel van wel zestig centimeter, met trotse schokkerige gebaren en afgemeten stappen. Zij, haveloos, gebukt; er hangt iets van schaamte over haar. Ze straalt hulpeloosheid uit. Ze heeft zo vaak gehoord dat ze achter aan moest sluiten en eigenlijk in de weg liep. Ze schuifelt naar de collectebus. Ze is bang dat het geluid zal verraden dat ze niets te bieden heeft. Ze laat haar laatste kwartje zachtjes in de gleuf vallen.
Jezus ziet het en hij begrijpt ineens hoe God naar de wereld kijkt. Hij begrijpt ineens wat bij God in aanzien is. Deze vrouw met haar rijke vrijgevigheid. Dit mens met haar hart van goud. Als die mensen ons opvallen en ons met eerbied vervullen, dan geloven we, steeds meer. Dan gaan we als God naar de wereld kijken. We houden ons hart vast. Als ze hun geluk maar vinden, die vluchtelingenkinderen in Imstenrade..., die Palestijnse stenengooiers en de joodse families die de angstig de luiken voor de vensters sluiten. Die vergeten lieden die niet in aanzien zijn. Hen zien is geloven!

HET SPROKKELVROUWTJE
Lieve kinderen. In de bijbel staat een sprookje. Het begint ook zo: ‘Er was eens een vrouwtje dat hout aan sprokkelen was...’ Voor zulke vrouwtjes moet je op je hoede zijn, dat weet een kind. Zij ontpoppen zich vaak als heksen of feeën. De profeet Elia vraagt haar om onderdak. Er heerste grote hongersnood in het land. De vrouw geeft hem een kamer om te logeren en van haar allerlaatste meel bakt ze voor hem een pannenkoek. Daarna heeft ze toch niets meer, dus deze ene zal haar ook niet redden... denkt ze. Ze geeft hem aan de vreemdeling. En wat gebeurt er? De pot met meel raakt nooit meer op. Het wordt een toverpot. Heerlijk toch! Jullie begrijpen wel dat dit sprookje niet voor niks in de bijbel staat. Het betekent: als je het laatste kunt weggeven van wat je hebt; als je lief bent voor anderen, dan zul je daar nooit spijt van hebben. Delen levert altijd wat op!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag110
gister223
deze maand1470
totaal826116