De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

PALMZONDAG
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2000

GOD WOONT NIET IN HET WOORDJE GOD

IK LAAT HEM NIET VALLEN!
Palmzondag heeft een goed verhaal. Dat vond ik als kind al. Het was een voorschot op Pasen. Even ging het vastentrommeltje open en rook je de geur van gemengd snoep. De zuurtjes hadden zich met de zoutedrop, de chocolade en de penetrante spekjes tot een hemelse melange vermengd die alleen een kind kan waarderen. Ook de uitzinnige stedelingen die met groene takken hun koning welkom heetten spraken tot de verbeelding. Donderpredikanten maakten van hun meditatie een film vol emoties. Donkere wolken pakten samen boven Jezus’ hoofd. De publieke opinie zal deze looser laten vallen. Over vijf dagen zou niemand meer compassie voelen. Als ik dat hoorde dacht ik altijd: “Ik niet”, “Deze jongen laat hem niet vallen”. Ik wist dat ik bij de goeien hoorde.
Het viel me op dat ik dit vaak dacht. In de geschiedenisles identificeerde ik me met de mensen die de slavernij wilden afschaffen. Ik hoorde bij de prelaten die begrip opbrachten voor de monnik Luther. Ik schaarde me achter het volk dat opkwam voor het stemrecht van de vrouwen. Ik voelde me verzetsheld in de oorlog. Ik zag mezelf in de bossen bij Robin Hood en in de gebedsdiensten in Leipzig die het Oost-Duits bewind aan het wankelen brachten. Alleen bij de Hoekse en Kabeljauwse twisten wist ik geen keuze te maken. Het is me nooit goed uitgelegd wat die mensen bezielde. Wie neemt een Kabeljauwse ruzie serieus?

OF TOCH...?
Ik hoorde altijd bij de goeien! Tegenwoordig ben ik daar niet meer zo zeker van. Bij het zootje ongeregeld rond Robijn Hood zaten ongetwijfeld ordinaire profiteurs. De sherrif van Nothingham zal het niet gemakkelijk hebben gehad met al die overvallen. Ik zou wel een heimelijke sympathie hebben gekoesterd voor de armen maar me toch als een aangepaste burger hebben gedragen. En in de oorlog? Er zijn zoveel redenen om je gedeisd te houden, zeker voor een vader met kinderen. Misschien ook voor een paus. Je wilt anderen niet in gevaar brengen. Dus waarschijnlijk aarzel je wat tussen held en lafaard. En ja, die Jezus. Aardige man. Goede geneesheer. Zijn visie op God is aantrekkelijk. Maar laat hij zich niet wat meeslepen door zijn succes? Waarom tart hij de Romeinen juist op bevrijdingsdag Pasen? Ik wil graag juichen bij zijn intocht, maar zou ik meevechten in zijn gevecht tegen burgerlijke en kerkelijke overheden...?
Ik geloof dat ik in Jeruzalem met een palm zou zwaaien, vandaag. Ik vrees dat ik vrijdag even ver weg was weggedoken als de meeste anderen.

GOD BIJ DE KINDEREN
Verleden zondag was de opening van de tentoonstelling van Sjef Biessen en leerlingen van de basisschool over godsbeelden en maskers. We hadden de kranten een aankondiging gestuurd. Op vrijdagmiddag kwamen de kinderen met hun maskers. Er waren twee journalisten bij. Ik hoorde hoe ze de kinderen begonnen te ondervragen. Kinderen die enkele jaren geleden communicantje waren geweest. “Wat vind jij van God?” Een kinderuitspraak over God doet het goed op de voorpagina. Hij had raak geschoten. “Ik geloof niet dat God bestaat, maar ik vind die oorlogsgod van de Indianen wel interessant”, hoorde ik de jongen zeggen. De journalist schreef ijverig. Ik kon het meevoelen. Natuurlijk interessant, een totempaal, God als een geheime ontdekking van Kuifje, een macht tussen andere kosmische krachten. Het is die succes-god die op palmzondag bejubeld wordt in de stad.

HET MASKER VAN GOD
Maar het gezicht van God is anders. “Wat vindt U ervan, pastoor?” vroeg de journalist ineens. Ik vond het jammer dat de kinderen niet wisten dat het gezicht van God dat van een melaatse is. Gods masker is dat van een zieke, een arme, een uitgebuite en mishandelde mens. Maar wie neemt het de kinderen kwalijk? Heel Jeruzalem zwaaide met palmen en was op goede vrijdag fietsen. Wat zouden we de kinderen kwalijk nemen? En toch.
Ik weet dat veel van deze kinderen warm medeleven als oma ziek is. Ze geven grif aan de kinderen in Uganda deze vasten. Sommigen zien God niet zitten, maar ze brengen wel een offer naar de kerk. Ze zijn verrukt over het leven. Ze huilen om een dood dier. Ze verwonderen zich over de schepping. Ze weten wel van God, maar God woont niet meer in het wóórdje ‘God’. Dat woord is zo misbruikt dat inflatie heeft toegeslagen. Maar ze geloven wel. Ze weten geen naam voor hem, want er is geen publiek debat over God. Er ontwikkelt zich geen taal over het levensgeheim. We zien deze week een andere God. Met een kruis. Dan is het stil om hem heen. Stiller dan vandaag!

BIJ JEZUS OP DE EZEL
Lieve kinderen. De mensen in Jeruzalem waren door het dolle heen. Jezus kwam. Iedereen plukt palmtakken om te zwaaien: “Lang zal hij leven”. Kleine Sam stond er beteuterd bij. Hij was zes jaar. Hij stond achter de hoge benen van de grote mensen. Voor de deur van de paardenkoper stonden twee knollen. Zou hij daar op klimmen. Hij durfde het wel! Zou dat indruk maken op Jezus? Om de villa van de burgemeester stond een hoge muur. Zou hij daarop klimmen? Dat kon hij best. Ineens kreeg Sam een beter idee. Bij de poort van het tempelplein zat een bedel-jongen, Sem. Hij had zieke benen en kon niet lopen. Sam rende naar Sem, ging naast hem zitten en sloeg zijn arm om zijn schouder. Daar kwam Jezus. ‘Hosanna’, riep iedereen. Jezus kwam langs de paardenkoper, maar hij keek niet naar de paarden. Hij hield van zijn ezel. Ook de villa van de burgemeester kreeg geen aandacht. Maar jawel, bij de tempelpoort stapte hij van zijn ezel en liep naar Sem. “Waar kan ik je een plezier mee doen”, vroeg Jezus aan Sem. Toen flapte Sam eruit: “Mogen we een eindje meerijden op de ezel?” Jezus keek snel naar de ezel. Die zei: “I-a” en daar reden Sem en Sam en Jezus tussen de juichende mensen naar de tempel van God.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag184
gister223
deze maand1544
totaal826190