De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

DOOP VAN DE HEER © Harrie Brouwers, Voerendaal 2000

DUIF IN PANIEK

MILLENNIUM-VUURWERK
Er zijn van die beelden die indruk maken. “Iemand die het geknakte riet niet breekt...” Je ziet een voorzichtig mens voor je. Iemand die bang is om te kwetsen. Iemand die zorgvuldig met anderen omgaat. Iemand die je graag aan je ziekbed zou zien.
Duizenden beelden vallen op je netvlies tijdens een avondje lui in je stoel liggen zappen. Slechts enkele blijven je bij, sommige jarenlang.
Verleden week waren er beelden uit de hele wereld te zien van de zogenaamde millennium-wisseling. Uit alle grote steden kwam vuurwerk. Je zag aftellende mensen die elkaar in de armen vielen. Op mijn netvlies is dat ene beeld uit Israël blijven hangen - het kon elke andere stad zijn geweest-. Daar vloog een duif in de lucht die zich plotseling door allerlei vuurwerk en harde knallen omringd zag en in wilde paniek heenkomen zocht.
Ik stelde me voor dat het stadsbestuur een commissie had benoemd om de zogenaamde eeuwwisseling voor te bereiden. De commissie brainstormde. Iemand zei: “Wat vredesduiven zou wel leuk zijn.” Iedereen stemt in. Aan een vredesverdrag kun je je vingers branden, maar duiven zijn nooit weg. “En verder?” Iemand zegt: “Vuurwerk, zou dat wat zijn, en pop-muziek?” Maar niemand heeft aan de duif zelf gedacht, aan het diertje. Hoe zou dit schepseltje zich voelen? Noachs duif kan het niet verschrikkelijker hebben gehad dan deze die plotseling door geknal en licht zijn oriëntatie kwijt was. Het duifje moet gedacht hebben dat het oorlog was.
Het geknakte riet niet breken. Dat is aandacht hebben voor de ander. Niet hem gebruiken voor jouw doelen, niet hem in jouw gareel willen krijgen, niet het concept van de ander, niet je verwachtingen van de ander, maar de ander zelf als uniek wezen tegemoet gaan.

GOD IS GEEN VUURWERK
Marcus wil ons over Jezus vertellen. Marcus was vol van die Man. Jezus was zo bezield geweest. Het was een Geest van God die van hem uitstraalde. Dat wil Marcus vertellen. Maar hoe zeg je dat: dat iemand bezield is van de geest van God?
In Hollywood zou men waarschijnlijk een bliksemschicht met veel geknetter uit de hemel laten knallen. Maar dat doet Marcus niet.
De joodse traditie beschrijft Mozes als een indrukwekkende gestalte die met de tien geboden onder de arm van de berg van God komt en dan straalt er een sterk licht uit zijn hoofd, een soort aura. Maar zo doet Marcus niet.
Je zou kunnen denken dat Jezus zich opricht en met een hypnotiserende blik de mensen aanziet zodat zij zich warm van binnen voelen en een positief tsjakka-gevoel krijgen. Maar ook dat doet Marcus niet.
Marcus heeft begrepen dat de geest van God niets te maken heeft met macht. Marcus vergelijkt de Geest met een duif die landt. Met een vogel die neerstrijkt. Kwetsbaar en bijna onopgemerkt.
Een duif tussen vuurwerk en bliksem. Veel te zachtmoedig voor deze wereld. De geest van God is de liefde voor de duif zelf.
De organisatoren hadden een idee, ze hielden van het begrip “vredesduif”, van hun eigen concept. Maar ze hielden niet van de echte duiven. Een kindje wees boos met de vinger: “Kijk, mamma, die arme duif is bang.”

HET GEKNAKTE RIET BREKEN
Een vader vertelde mij bijna huilend over zijn dochter die al bijna anderhalf jaar verkering had met een buitenlander. Nog nooit had ze hem daar iets over gezegd. “Wat ik zo erg vind”, zei hij, “dat zijn mijn ruwe opmerkingen en grappen die ik altijd vertelde over zulke mensen.” Hij had ongewild het geknakte riet gebroken...
Een leraar probeert de klas tot rust te krijgen. Hij krijgt geen greep op Ireen. Ze kijkt hem kauwend aan. Als hij roept “Doe die kauwgom weg!” staat Ireen tergend langzaam op en haalt met een sexy-gebaar het spul uit de mond; de hele klas in haar ban houdend. Ze kijkt hulpeloos rond naar een plek voor de kauwgum en iedereen lacht. De leraar weet zich geen raad en roept radeloos: “Tippel maar naar de prullenbak!” Ireen doet het stoer, maar durft nooit meer naar school. Een walmende vlaspit is uitgeblazen.
Een vrouw is eindelijk aan de beurt bij de dokter. Ze zit in een tochtige hoek van een gang met tobberige onbekenden. Eindelijk gaat de deur open. Haar naam wordt geroepen. Ze schrikt; denkt even dat ze iets verkeerd heeft gedaan en loopt schichtig de spreekkamer binnen. “Vertelt u maar eens”, zegt de dokter en hij bladert door een stapel papieren. “Ja, zegt ze, ik ben zo bang dat ik weer zo’n aanval krijg...” De dokter is op bladzijde drie gekomen en onderbreekt haar. “Ik zie al wat u mankeert. Tja, het is niet niks, dat weet u toch wel. De secretaresse zal u een receptje geven. Dan zie ik u over drie maanden terug. Hij geeft haar een hand en heeft haar nog steeds niet aangekeken. De vrouw voelt zich als een vlindertje in het vuurwerk.
Een man snikt. Hij is in de AOW terechtgekomen. “U moest eens weten wat ik vroeger op uitkeringstrekkers heb gescholden!” Hij had zichzelf afgebroken.
De geest van God is een duif die zachtjes landt op een schouder. “Dit is mijn lief kind!” zegt de duif.

DE VOGEL-DOKTER DAAN
Lieve kinderen. Een boze buurvrouw belde aan bij de moeder van Daantje. “Kijk nou toch eens, mevrouw”, riep ze met schelle stem en ze gooide twee handen vol troep op het tafeltje in de gang. “Dat lag allemaal achter de heg bij mij in de tuin. Dat heeft die ondeugende Daan gedaan.” Ze liep met driftige stappen weg. Daans moeder keek ernaar. Ze zag een paar lange draden van haar beiwol en een stuk of drie rechte takjes. Er lag wat pleister en een tekening van een volgel met grote vleugels, duidelijk van Daan. Dus Daan werd erbij geroepen. “Heb jij die rommel in de heg van de buurvrouw gelegd?” Daan kreeg een kleur en begon te vertellen. Hij had een duif zien fladeren over de weg. Die was bijna onder een auto gekomen. Hij had een lamme vleugel. Daan had de vogel gezocht, want hij begreeep dat een lamme vogel makkelijk wordt aangevallen door een kat. Die vleugel moest worden gespalkt, met latjes en wol; dan kon die genezen. Hij had er een bouwtekening van gemaakt. Omdat hij de vogel niet vond had hij het spul maar in de heg gelegd. Daantje begon te snikken. “Waar zou die lamme vogel nu zijn? Zou hij pijn hebben?” Moeder aaide Daan over zijn hoofd. Wat was het toch een goeie jongen!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag104
gister193
deze maand4201
totaal823961