De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

DERTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR
© Harrie Brouwers, Voerendaal

HET ONGELOOF VAN DE IDEALE PAROCHIAAN

DE 'BAD GUY' EN DE 'GOOD GUY'
Jezus ligt onder vuur. Voortdurend wordt hij aangevallen. Hij zoekt immers contact met mensen die niet deugen, die door de kerkelijke wetten zijn buitengesloten. Als verweer tegen zijn critici vertelt Jezus het ene verhaal na het ander om duidelijk te maken dat ook Gods hart uitgaat naar schepselen in nood. Vandaag observeert Jezus twee kerkgangers, hij zet ze als karikaturen tegenover elkaar: een tollenaar en een farizeeër. Wij kennen het verhaal zo goed dat we direct weten: die farizeeër is de "bad guy" en die tollenaar de "good guy". Maar door die vooringenomenheid ontgaat ons de clou. Kijken we nog eens goed naar die twee jongens.
De eerste is eigenlijk een ideale kerkganger. Laat me eerlijk zijn. Ik zie niets liever dan bezoekers die vooraan komen zitten, die de eerste tien rijen niet onbezet laten. Het is prettig voor de voorganger als je contact voelt met de kerkgangers. Je voelt bij het bidden dat je samen een gemeenschap bent. Ik mag die farizeeër. Bovendien staat er, dat hij zijn gezinsbijdrage betaalt. Van zijn inkomen schenkt hij tien procent en dat is veel meer dan van hem verwacht werd. Hij onderhoudt de kerk met zijn arbeid. Het dak kan worden gerepareerd, het nodige personeel aangesteld. Hij kan er met opgeheven hoofd binnenkomen. De tempel ziet er netjes uit en dat is aan hem te danken. En ook voor de armen, de weduwen en de wezen heeft hij zorg gedragen. Ik zou willen dat onze kerk uit zulke parochianen bestond.
Meer moeite zou ik hebben met die man die terecht niet naar voren durft komen. Het mag zelfs verbazing wekken dat hij is binnengekomen! Hij is tollenaar. Hij verdient zijn brood op de smerigste wijze die denkbaar is: door belasting te heffen ten behoeve van de Romeinse bezetters. Hij verraadt zijn volk, hij perst het uit, hij is onrein. De kerkbijdrage komt niet van hem, op zijn munten prijkt de beeltenis van de keizer. Waar haalt hij het lef vandaan om deze heilige ruimte te betreden? Hij geeft aanstoot. Straks denken de anderen nog dat de priesters zijn collaboratie goedkeuren!
Zo moeten we het verhaal begrijpen, anders begrijpen we de clou niet. Er waren twee kerkgangers, niet een sympathieke tollenaar en een verwaande kwast, maar een die voorbeeldig was, de droom van elke pastoor, geëngageerd met de liturgie, maar ook zijn plichten jegens de gemeenschap vervullend, een vriendelijk man die iedereen recht in de ogen kon kijken. En een ander, een verrader, die de blik van de anderen vermijdt, die naar de grond kijkt, die door zijn keuzes en gedrag de toekomst van de joods kerk bedreigt en die haar regels met voeten treedt. De sympathie van de toehoorder gaat naar de farizeeër want hij was meer dan rechtschapen en beter dan de meesten van ons.
Maar - en nou komt het punt dat Jezus aan de orde stelt - maar moet je eens horen hoe ze bidden! Het gebed van de rechtschapene is uitermate tevreden. Hij dankt God wel, maar hij heeft Hem niet nódig. Leg dat eens naast de bede van de tollenaar. Die zegt alleen maar: "God, ontferm u over mij". In zijn ellende heeft hij God zo nodig. Bij de mensen heeft hij het verbruid. Hij weet als geen ander dat hij op God is aangewezen. Dit gebed, het gebed van de arme, breekt door de wolken heen, zei Prediker in de eerste lezing. Wat Jezus naar voren brengt is dit: het is moeilijk om in contact te treden met God zolang je het gevoel hebt dat je alle touwtjes in handen hebt; dat alles gedekt is door de verzekering; dat de wetenschap het lot van de aarde kan besturen; dat je er op eigen kracht wel in slaagt om je doelen te bereiken. Dat gevoel van onafhankelijkheid is de geest van onze tijd. Dat maakt bidden zo moeilijk.

WETENSCHAP EN GELOOF
Als nooit tevoren leeft de moderne mens in de waan dat hij alles in principe kan beheersen. Wat nog aan zijn greep ontsnapt, zal in de nabije toekomst worden achterhaald. In wezen hebben wij de materie bijna doorgrond en de krachten begrepen waaruit het heelal bestaat en ontstaan is. Op dat moment ontdekt de mens dat hij niet meer is dan een "gelukkig ongeluk" in het spel van elementen en energieën.
De moderne mens leeft in de waan dat de werkelijkheid die we kennen en beheersen ook de hele werkelijkheid is. Maar als je je studie-object als de enige werkelijkheid ziet dan wordt jij zelf als mens gereduceerd tot niets meer dan dat. Wie redeneert vanuit zichzelf als iemand die het Al beheert, die zal uiteindelijk zijn eigen volstrekte nutteloosheid ontdekken.
Mensen storten zich in wanhopige amusement om de stilte te ontvluchten die de vraag stelt: "Waartoe ben jij er?" Want dat mysterie zal er altijd zijn. Al doorgrond ik alle wetten van de kosmos en kan zijn ontstaan verklaren, dan blijft de vraag waarom dit heelal met al zijn wetten er is en waarom het niet niet is.
Of, om met een natuurlkundige te spreken: Als je zegt dat God de kosmos heeft geschapen, dan heb je nog niet inzichtelijk gemaakt omtrent het heelal, en nog minder over God. Maar je hebt wel je eigen eerbied en afhankelijkheid erkend.
Alleen degene die zijn kleinheid heeft ervaren, zijn hulpeloosheid, zij vergankelijkheid, de wankele basis van zijn bestaan, alleen díe kan bidden; al is het maar: "God, ontferm u over mij".
Jezus is ervan onder de indruk. "God is te vinden bij wie jullie hebben buitengesloten", verwijt hij zijn kerk. Bij homofiele paren bijvoorbeeld is veel goddelijks te vinden. Bij dissidenten en gescheiden mensen, bij goddelozen, er is veel goddelijks te vinden. Jezus durft.

100.000-20.000.000 LEGOSTEENTJES
Lieve kinderen, er was eens een grote opschepper. En als ik zeg opschepper, dan bedoel ik ook opschepper. "Ik heb wel honderdduizend-twintig-miljoen legostenen", zei hij. Ik keek hem ongelovig aan en dacht stiekem: "Misschien kun jij niet tellen!" "Wat doe je met die honderdduizend-twintig-miljoen stenen?", vroeg ik. "Daar bouw ik een raket mee! En dan vlieg ik door de lucht." Ik keek een beetje ongelovig. Met lego-stenen de lucht in? "Ja", ging de opschepper verder, "het is techno-lego en ik koop er nog honderd motortjes bij. Ik heb al een raket gebouwd." De anderen kinderen waren heel stil geworden. Annemie had helemaal geen legostenen en Pim had er misschien maar zeventig, hij had ze nooit geteld. "Kom", zei Tim tegen Annemie, "we gaan spelen!" en ze lieten de opschepper alleen staan. Want dat is het zielige. De dikdoeners die willen zo graag indruk maken, maar ze worden alleen gelaten. Annemie haalde haar strandwagen van de barbiepoppen en bouwde met Pim een garage van zeventig legosteentjes. God houdt ook niet zo van die opscheppers, zei Jezus, want die denken dat ze niemand nodig hebben en iedereen heeft vriendjes nodig.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag131
gister193
deze maand4228
totaal823988