De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

ZESENTWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR
© Harrie Brouwers, Voerendaal

DE WAARHEID: NIET SPRÉKEN MAAR DÓEN

IK ZEG U TEGEN JOU
In ons gezin leerden wij om "jij" en "jullie" tegen onze ouders te zeggen. Tegenwoordig is het heel gebruikelijk. Maar mijn oudste zus zat bij zusters op school. Soeur Egide zwaaide daar de scepter. In de godsdienstles behandelde ze het vierde gebod. "Eer uw vader en uw moeder, opdat ge later ook zelf lang zult leven."
Het gebod vindt zijn oorsprong in de nomadentijd van de Hebreeën. Wie zijn "ouwe lui" in leven hield, ook als het zwaar werd in de woestijn, ook als ze slecht ter been waren, die mag hopen dat zijn kinderen hem ook genadig zullen zijn!
Soeur Egide gaf als voorbeeld van respect dat je je ouders met "U" aansprak. Mijn zus was erg onder de indruk en begon "U" te zeggen. Tot we ongeveer 20 jaar waren, is dat zo gebleven. Dit "U" drukte weliswaar eerbied uit maar ook afstand.

EEN VADER MET TWEE PUBERS
Jezus vertelt over twee zonen. De ene is brutaal. Hij zegt gewoon "Nee!", als pa om een klusje vraagt. De andere is beleefder. Hij zegt: "Ja Heer". "Heer", zegt-ie tegen zijn vader. Op het eerste gezicht gaat de sympathie van de toehoorder naar die beleefde jongeman uit: de ideale schoonzoon. Maar, vervolgt Jezus zijn verhaal, er is een wereld van verschil tussen wat mensen zèggen en wat ze dòen. De brutale zoon kan later gedacht hebben: "Wat flauw van me, ik doe het toch maar even!" De beleefde zoon kan later hebben gedacht: "Ik lijk wel gek!"
De vraag die Jezus aan zijn raadsel verbindt is eenvoudig. "Wie deed de wil van zijn vader?" Dus niet: "Wie is sympathiek?" Niet: "Wie is beleefd?" Niet: "Wie heeft het meest ontzag?" Nee, gewoon: "Wie deed wat vader vroeg?"
De conclusie van het verhaal zegt het nog eens duidelijk: "Jullie vrome ja-knikkers; jullie beleefde gelovigen, jullie zullen opkijken, want de grootste zondaars staan dichter bij God dan jullie! De hoeren en de tollenaars doen beter de wil van de Vader dat jullie!"

HET GOEDE VAN HOEREN EN TOLLENAARS
Welk goed werk doen hoeren en tollenaars dan? Jezus verduidelijkt het niet. Er is geen reden om aan te nemen dat hij de tollenaars en hoeren prijst vanwege hun beroep. Hij daagt ons er juist mee uit!
Dat tollenaars voor de bezettende Romeinen munten inden met de beeltenis van de zich goddelijk noemende keizer, is voor Jezus evengoed een gruwel als voor elke andere jood. Naar de tempel gaan ze ook niet. Ze mogen er niet eens in. Ik kan niets anders bedenken dan dat Jezus zich Maria Magdalena herinnert die Hem de voeten met geurige olie waste; die liefhad omdat ze besefte dat haar veel vergeven was; die geen kwaad sprak over anderen en die niet te beroerd was om haar brood met een hongerige zuster te delen. Hoe zij lief is voor haar kinderen en het onmogelijke doet om hen te voeden. Jezus ziet hoe de tollenaar in de boom klimt om hem te kunnen begroeten; hoe hij hem zonder pretenties en met alle bescheidenheid ontvangt in zijn huis; hoe hij zijn zieke broeder niet in de steek laat. Hoe hij geen bedelaar aan de stadspoort voorbijgaat zonder aalmoes te geven.

KERK OF KONINKRIJK?
"Hoe moet dat toch met de toekomst van de kerk?" Die vraag wordt dikwijls gesteld. Je ziet weinig jongeren om je heen als je hier bent. En wat weten ze nog? Kunnen ze het Onze Vader nog bidden? Weten ze hoe het vierde gebod luidt? Voelt u hoe Jezus zou antwoorden? Jezus zou zeggen: "Hoezo toekomst van de kerk? Ik had het over Gods Koninkrijk. Ik had het erover dat je niet moet luisteren naar de wóórden die mensen spreken, niet naar hun geloofsbelijdenis of gezangen. Je moet kijken naar wat ze doen."
Als u jongeren ziet die eerbied hebben voor de schepping; die offers brengen om Gods schepselen voor de toekomst te behouden; die het pijn doet dat er zoveel honger is; die het onrecht van de oorlog aanklagen; die bereid zijn om te delen en dat ook doen..., zeg maar tegen ze dat zij voorop lopen op weg naar God.
Dat is de fout die we maken. We lijken soms te veel op de Farizeeër uit het evangelie. We zeggen te weinig tegen tollenaars en hoeren, tegen nee-knikkers en protesterenden, tegen jongeren en dissidenten, we zeggen te weinig: jullie zijn soms zo geweldig inspirerend bezig met Gods koninkrijk - of hoe je dat noemen wilt. Jullie doen het als je schrijft ten behoeve van een gevangene, als je arme boeren een eerlijke prijs betaalt, als je het verhaal van de vluchteling een eerlijke kans geeft, als je je welvaart deelt met een adoptief kindje ergens in Azië. Ik zou het ze graag zeggen vandaag met Jezus'parabel in de hand. Maar dat is juist het probleem. Ze zijn niet hier. Vertelt u het ze maar als u ze ziet vandaag! Daarna kunnen we ons nog zorg genoeg maken, over wie dit kostbare verhaal van Jezus naar de toekomst moet dragen.

"WIE DOET DE AFWAS?"
Lieve kinderen. Jezus was een echte verhalen-verteller. Hij gaf graag raadseltjes op.
Een moeder had twee kinderen: Eileen en Raoel. "Ik heb de hele morgen staan strijken en koken. Willen jullie de afwas doen?" "Ja hoor, mamma!", riep Eileen meteen. Maar Raoel trok een pruil-lip. Hij had met Roger afgesproken om te gaan racen op de computer en na het avondeten was er toch al zoweinig tijd. Dus Raoel zei maar gewoon niks en na het eten paktje hij fluitend een stapeltje borden en wat bestek, bracht die naar de keuken en floepte er toen door de achterdeur uit, op weg naar Roger. Eileen kwam met de jus-kom in de keuken. Nergens Raoel te zien. Eileen werd boos. Ze was wel goed maar niet gek. Ze glipte ook door de open deur en ging bij haar buurmeisje naar de "Bold en the Beautiful" kijken. Raoel belde aan bij Roger. Hij voelde ineens nog drie vuile vorken in zijn zak. De moeder van Roger deeed open. "Roger moet nog afwassen. Kom maar dan kun je helpen." Daar stond Raoel af te wassen in een vreemde keuken met vuile vorken in zijn broekzak. Met Roger liep hij naar huis. De keukendeur was nog open. "Weet je wat?", zei Raoel, "nu mag jij mij helpen." Samen waren ze zo klaar. Toen gingen ze boven racen op de computer. Raoel had nog steeds drie vuile vorken op zak. Wie had gedaan wat mamma vroeg? Raoel die NEE zei of Eileen die JA zei? Raoel natuurlijk, want je moet niet kijken wat mensen zeggen maar wat ze doen!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag139
gister193
deze maand4236
totaal823996