De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

TWAALFDE ZONDAG DOOR HET JAAR
© Harrie Brouwers, Voerendaal

DE WILDE HONDEN VAN FONCEBADON

MET EEN DIKKE STOK OP REIS
In de afgelopen vakantie heb ik de bedevaartroute naar Santiago de Compestella bekeken. Mijn reisgezel had de tocht meer dan tien jaar geleden al eens vanuit Heerlen gelopen. In Castilië naderden we de plaats Foncebadon. De voormalige pelgrim sprak er met eerbied over. Foncebadon... Het stond in iedere reisgids vermeld met een ernstige waarschuwing. In de vlakte rond het dorp zouden wilde honden dwalen die loslopende pelgrims zouden aanvallen. Misschien stond de waarschuwing al eeuwen in de pelgrimsboeken, met huiver generatie na generatie overgeschreven. "Pas op voor de wilde honden van Foncebadon". Honderd kilometer voor Foncebadon gaat de wandelaar zich wapenen. Hij voelt zich toch al zo kwetsbaar in het immense land. Hij is al zo overgeleverd aan de gastvrijheid of afwijzing van onbekenden, aan de vreemde taal, de verzengende hitte en de nachtelijke kou. En nu de wilde honden van Foncebadon. Hij zoekt een dikkere stok. Hij gaat er af en toe al eens mee oefenen en slaat er hard mee tegen een boomstam. Hij probeert zichzelf gerust te stellen. Maar het dorp komt dichterbij, over enkele zal hij erdoorheen moeten. In Foncebadon was geen hond te bekennen geweest. Zelfs geen tamme.

IN DE GREEP VAN ANGSTEN
Dat komt vaker voor, dat je bang bent voor de wilde honden van Foncebadon, voor de gevaren die er niet zijn. Dat je angst voelt omdat je jezelf kwetsbaar weet en omdat je gewaarschuwd was.
Pas op voor de Serven, die willen je ondergang en ze zijn niet te vertrouwen...! Pas op voor de Kosovaren, die horen niet bij ons, die zijn tegen ons. Oude angst van eeuwen her. Oude waarschuwingen van vader op zoon.
Bang voor onweer. Generaties geleden diep in het hart gelegd toen eens een hele boerderij met vee en al verloren ging. Dus levenslang de seconden tellen tussen flits en donderslag als een magische bezwering.
Angsten om de kinderen, angst voor sluipende ziekten, angst voor ondefinieerbare gevaren: er is enorme veel angst in een mens. We laten dat doorgaans niet zo merken, lopen met ernstige gezichten aan elkaar voorbij. Tieners verbergen hun angst soms achter stoer gedrag en ruige woorden. Oorverdovende geluiden in de disco's overstemmen de angst voor gesprek en intimiteit. Wapens en messen op zak. Grote grimmige honden aan de lijn. Mensen tellen de stoeptegels waarover ze angstvallig lopen of de boomstammen langs de weg. Miljoenen pillen worden geslikt.

WEES NIET BANG (3X)
Boeken zijn erover vol geschreven. Waar komt die angst vandaan? Wat is de diepste angst die ergens schuilt in de ziel van ons allemaal? Wat is er de bron van?
Zou de diepste angst niet zijn, de vrees dat we niet worden bemind? De angst om verstoten te worden door degenen van wie we afhankelijk zijn. Zou die diepste angst niet zijn dat we te veel zijn, niet de moeite waard? Zou die diepste angst niet zijn dat we het moeten opnemen tegen een kil meedogenloos heelal waarvan we het zeker zullen verliezen?
Mattheus beschrijft hoe Jezus zijn leerlingen erop uit stuurt. "Jullie kan hetzelfde te wachten staan wat mij wacht", waarschuwt hij. De leerlingen moeten op eigen benen baan staan. Ze kunnen niet langer de verantwoordelijkheid overlaten aan hun meester. Ze moeten onbekende wegen inslaan en vreemde mensen aanspreken.
Het leven wordt ongewis en onzeker. En dat maakt bang. Zoals wanneer je naar een nieuwe school gaat. Of andere grote veranderingen zich aandienen. Een scheiding of overlijden maakt een eind aan een veilige verbintenis. Een nieuwe baan, een verhuizing, of een opname in een zorghuis. Grote veranderingen roepen angst op. Je ervaart je kwetsbaarheid, je realiseert je hoe vijandig de wereld kan zijn.
Daarom zegt Jezus tot drie keer toe in het evangelie: "Wees niet bang..." Wees niet bang! Die uitspraak erkent dat je bang mag zijn. We zijn allemaal verschrikkelijk bang voor de wispelturigheid van het leven, al slagen we er doorgaans goed in om het te verdringen. Maar af en toe grijpt het je naar de keel, en sommige mensen stikken erin.

IK HOUD VAN JE
"Wees niet bang", zegt Jezus, want er is een God die van je houdt. Hij laat nog geen mus van het dak vallen zonder de pijn ervan te voelen. Je leeft niet in verlorenheid. Dit heelal is veilig. Je kunt niet vallen uit God. Alle haren van je hoofd zijn geteld. Voor God is niets onbetekenend. Wees dus niet bang dat je onbemind bent. Wees niet bang voor de wilde honden van Foncebadon. Gebruik de stok in je hand om erop te leunen of om je tent te bouwen; als wapen zul je hem niet nodig hebben. Trek de wereld in als mijn leerling. Neem een stok mee en verder niets. Trek de wereld om tot de mensen te zeggen: "Wees niet bang! Ik ben er. Ik ben bij je, ik houd je bij de hand. Sluit je ogen maar. Ik houd van je. Wees niet bang!"
Het laatste dilemma is niet dat tussen geloof en ongeloof, maar tussen angst en overgave!

DE ANGST VAN MARS
Lieve kinderen. Job had al maandenlang gezeurd om een hondje. Het leek hem zo fijn, een hondje dat je kon commanderen en dat dan luisterde. Een hondje om mee over straat te lopen zodat de andere kinderen eerbied voor je hadden. Enfin, op zijn verjaardag kreeg hij een lief hondje van een jaar of twee. Pappa had het afgehaald uit het dierenasiel. Job noemde hem Mars. Mars was spoedig gewend in huis. Hij speelde graag en luisterde goed.
Op zondagmiddag kwam opa op bezoek. Het regende hard. Job rende naar de deur toen hij opa zag komen. Mars rende vrolijk mee. De deur ging open, opa klopte zijn paraplu uit en plotseling begon Mars te kermen van angst. Hij kroop jankend de kamer in. Opa keek ervan op. Waarom was Mars zo bang voor hem? "Opa, het klinkt misschien gek, maar ik geloof dat Mars bang is voor je paraplu..." Opa begon hard te lachen. "Bang voor een paraplu...?" "Je moet hem niet uitlachen, opa, dat is flauw."
Mars kwam uit het asiel. Zijn vorige baasje was een ongeduldige vervelende man geweest. Als Mars niet snel genoeg luisterde dan sloeg hij z'n hond met de paraplu. En nou hoefde Mars maar een paraplu te zien of hij begon te janken. Je kunt soms bang zijn, door van alles wat je vroeger hebt meegemaakt. Dat begreep Job.
De volgende dag prikte Job een heerlijk geurige worst in de top van de paraplu. Hij legde hem voor de mand van Mars en aaide zijn hond en zei almaar: "Wees niet bang, wees niet bang..." Na een kwartiertje sprong Mars op en hapte naar de worst aan de paraplu. Omdat Job zo'n goeie vriend was raakte Mars zijn angst een beetje kwijt.


  MENU


   
BEZOEK
vandaag135
gister193
deze maand4232
totaal823992