De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2009 - 30ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal


EEN PLAN ACHTER HET TOEVAL

 

MARCUS' TOEHOORDERS
Ik nodig u uit om het verhaal van Marcus eens te beluisteren met de oren van de oorspronkelijke lezers uit het jaar vijfenzestig. De veelbelovende zoon van Timeüs was blind geworden en tot de bedelstaf vervallen. Na had hij verhalen gehoord over een gedreven leraar, Jezus uit Nazareth, die met kracht beweerde dat God heel dichtbij was en dat God een einde zou maken aan de wereld van onderdrukking, ziekte en armoede. En wat nog meer tot zijn verbeelding sprak: Jezus had niet alleen hart en mond vol van die nieuwe wereld, hij was ook begonnen met hem waar te maken, met het voeden van hongerigen en het genezen van zieken. Hij deed de dingen van Gods wereld nu al. De zoon van Timeüs besloot zijn kans te grijpen toen hij hoorde - als blinde kon hij buitengewoon scherp horen - dat er een gezelschap passeerde waartussen die Jezus zich bevond. Hij zette zijn grootste stem op en begon te roepen. En hij, de blinde zoon van Timeüs, hij riep ‘Zoon van David’, dat is: ‘koningszoon’, ‘door God gezalfde, heb medelijden met mij.’ Hij vroeg om Jezus’ meeleven en sprak zijn vertrouwen in hem uit. Terwijl de omstaanders hem tot zwijgen maanden, ging Jezus naar hem toe. De bedelaar sprong overeind. De jas waarop hij zat wierp hij van zich af. Hij liet alles in de steek, zijn hele bezit om deze man te volgen. En Jezus zei: Ga! Je bent vrij. Je geloof heeft je gered en de zoon van Timeüs kon zien.

WAT HEN OPVIEL
Wat de toehoorders van Marcus opviel was, dat de blinde man een betere kijk op de werkelijkheid had dan alle zienden om hem heen. Dat was hen vaker opgevallen; dat blinden dingen zagen die zienden ontgingen. Hij zag niet Jezus maar Davids zoon! Hij zag de oppervlakkigheid van de dingen misschien niet, maar hij schouwde wel het wezen van de mensen. Hij werd een voorbeeld van geloof. Wat de toehoorders van Marcus opviel was, dat Jezus bezig was met de dingen van God. Hij toonde zich begaan met het lijden van de mensen en hij probeert het te verzachten.

WAT HEN NIET OPVIEL!
Maar wat de lezers van Marcus helemaal níet speciaal vonden, dat was de makkelijke manier waarop Jezus genas. Het viel hun niet op dat Jezus spotte met de wetten van de biologie, dat hij de medische wereld voor aap zet, want dat deed niet! Jezus genas zoals alle geneesheren uit zijn tijd genazen, zoals de wonderdoeners in Egypte heelden en de profeten van Baal. De geneeskunst bestond voor een groot deel uit suggestie. Het vaste geloof van een zieke en de liefde van een gezaghebbende leraar, bewerkte veranderingen in een mens. Die kracht van het geloof bestaat ook in onze dagen. Suggestie is ook nu een deel van het genezend vermogen van mensen. Dat vond men dus niet zo bijzonder. Niet de in onze ogen toverachtige manier van genezen viel op, want er bestond geen andere manier. Het viel op dat Jezus deze dingen deed omdat hij de nabijheid wilde aantonen van de wereld van God. Onder handbereik, onmiddellijk onder de huid van de toevalligheid ligt een liefdesplan, het Rijk van God. Het kan elk moment gerealiseerd worden. Dát opent een perspectief, een vergezicht voor de zoon van Timeüs.

EEN PLAN
De wereld krijgt de mensen klein. Timeüs’ zoon was blind geworden en bedelaar. Anderen werden melaats. Mensen verongelukken. Er zijn er die bevangen worden door angstwekkende wanen en buien van donkere neerslachtigheid. Ze raken hun spaargeld kwijt. De wereld voelt dan als een vijandig milieu waarin je moet zien te overleven, een avontuur zonder zin, een bestaan dat zomaar toevallig is begonnen en spoorloos in het ondergaan van de tijd zal verdwijnen. Jezus bevrijdt de mensen uit die somberheid. Hij laat zien dat een goddelijk plan voor het grijpen ligt. Dat de liefde de zin is van het bestaan en dat je elk moment daaraan kunt raken. Hij deed het bij de zoon van Timeüs.

DE TOVERSTOK
Lieve kinderen. Toen Tim voor het eerst het boek van Harry Potter had gelezen, wilde hij tovernaar worden. Hij had een tak mooi recht gesneden met een aardappelmesje; hij had er met zilverpapier en linten een prachtige staf van gemaakt en hij had hem overal mee naar toe genomen om te toveren. Er waren momenten geweest waarop hij het zelf geloofde. Maar het lukte hem niet om een portie extra mayonaise bij de frites te toveren en zelfs niet om pappa achter de televisie te laten inslapen. Zo liep Tim op zaterdag wat doelloos over straat, op zoek naar avontuur, met de staf in zijn hand. Op het stoepje voor de deur zat het buurmeisje te huilen. ‘Heb je pijn?’ vroeg de tovenaar aan Guusje. Guusje keek op en begon nog harder te huilen. Tim ging naast haar zitten. ‘Mijn konijn is dood!’, snikte ze. Oei, dat is inderdaad erg. Tim was er stil van. ‘Zal ik hem levend toveren?’, bood hij overmoedig aan. Guusje keek hem vol bewondering aan. ‘Kun je dat?’ ‘Het is te proberen’, zei Tim nuchter. Guusje nam hem mee naar de achtertuin. Daar lag het konijn nog op het gras, klaar om begraven te worden. Tim pakt zijn staf en maakte drie grote cirkels door de lucht om het konijntje heen. Toen begon hij een hele lange toverspreuk te zeggen die niemand kon verstaan, en tenslotte richtte hij de staf met heftige gebaren op het konijn. ‘Leef!’, riep Tim, maar er gebeurde niets. Even hield Guusje de adem in en toen zei ze boos tegen Tim: ‘Je houdt me voor de gek. Je kunt mijn konijn niet levend maken.’ Tim haalde de schouders op. Hij had alles uit de kast gehaald. ‘Ik zei ook maar dat ik het zou proberen.’ Hij liep de tuin uit. Hij wist nu zeker dat hij niet toveren kon. Tim had niet in de gaten dat hij het verdriet van Guusje helemaal had weg getoverd!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag59
gister223
deze maand1419
totaal826065