De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2009 - 33ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

RAMPENFILM

 

ONDERGANG

Vanaf mijn jonge jeugd herinner ik me berichten over de ondergang van de wereld. De spannendste waren die in mijn kindertijd. Ze stonden in de Volkskrant. Er zou nog een niet-geopenbaard geheim van Fatima zijn dat alleen door Pius XII gekend was en dat te maken zou hebben met een atoomoorlog, de bekering van Rusland en de ondergang van de wereld. De Cubacrisis bracht kernkoppen in stelling. De Jehowah’s kwamen voor de jaren tachtig het einde aanzeggen. In de zeventiger jaren kwamen berichten over zure regen. Kometen zouden rakelings langs de aarde scheren, en nu zouden de Maya’s voor 2012 een draaiing van de aardpolen hebben berekend; anderen zetten dat 20 en 200 jaar later. Tot zover de krantenberichten. In de wereld van het amusement is de ondergang evenzeer aanwezig. Mijn vader regisseerde het toneelstuk ‘de komeet komt’ over de laatste dag op aarde; hoorspelseries over buitenaardse wezens die de mensheid wilden uitroeien maakten diepe indruk en later kwamen rampenfilms over de meest vreemde wezens die ons bedreigen. Ondergangsvisioenen zijn van alle tijden.

BOODSCHAP EN ACHTERGROND

Jezus heeft het ook over de ondergang van de wereld gehad. We hoorden het in het evangelie. Het is een mooi voorbeeld van het probleem waarvoor moderne bijbellezers komen te staan. Er wordt een geloofsovertuiging uitgesproken, maar het wereldbeeld, de achtergrond van de bewering, is de onze niet meer. Daarom moeten we onderscheid maken tussen het tijdgebonden, verouderde wereldbeeld en de religieuze waarheid. Dat lukt niet iedereen. Het overkomt me elk jaar dat een communicantje opmerkt: ‘Mijn vader zegt dat Jezus niet bestaan heeft.’ De geloofsverhalen veronderstellen een wereldbeeld dat het onze niet is. Dat moet de boodschap niet in diskrediet brengen. Laten we daar eens naar kijken.

VERBEELDING EN WAARHEID

De zon zal inderdaad, zo weten we, verduisteren, maar pas over 5 miljard jaar ongeveer, en eerst zal zij uitdijen en groot worden. De maan, zo weten we ook, geeft zelf geen licht; zij weerkaatst slechts het licht van de zon. Sterren kunnen niet vallen, althans niet op de aarde. Wat we wel eens zien vallen zijn kleine stukjes gruis. De moderne lezer weet dat. Hij vraagt zich af wat hij met de rest van het verhaal moet. Hoe kan een Mensenzoon, wanneer het heelal in ontbinding verkeert, op wolken neerdalen? Ademt hij? Is het een stoffelijk wezen? Een geest heeft geen wolk nodig om neer te dalen! En wat moeten we dan met de bewering dat ‘deze generatie de ondergang nog zal meemaken? Dat leest men toch al 2000 jaar lang! Allemaal vragen waar de lezers van Marcus niet mee zaten!
Als ik het verhaal probeer te fileren, - wereldbeeld en boodschap probeer te scheiden -, dan begrijp ik dat het gaat over een diep gewortelde angst voor een schepping die zo ontzettend kwetsbaar is. Er dreigt overal ontbinding en verval slaat soms plotseling toe. Dat is een waarheid die voor ons wel degelijk overeind staat. De tijd van de schepping zal voorbijgaan. Het leven van de aarde en van ons lichaam is tijdelijk.

OPROEP

Jezus roept dit besef met een bepaalde bedoeling op. Het gaat hem niet om dat einde zelf. ‘Niemand weet wanneer het komt. Zelfs de engelen niet.’ Maar het besef ervan maakt wel oneindig belangrijk wat er nú is, en wat we nú doen. Het nu waarin ik leeft grenst aan Gods eeuwigheid. De mensen die nu om mij heen zijn vragen mijn aandacht. Het leven dat ik nu ervaar moge mij dankbaar stemmen en ontroeren. De liefste mensen die aan mijn zorgen zijn toevertrouwd hebben recht op mijn zorg. De schepping dwingt eerbied af.
Moge het overlijden van dierbare mensen ons elke keer een beetje meer toegewijd maken aan wie er nu leven om ons heen!

BEGRAFGENIS

(Elfde van de elfde....) Beste Kaatboere. Drie vrienden kwamen terug van een spannende voetbalavond. Hun auto raakte in een slip en ze kwamen alle drie om. Verwonderd stonden ze ineens in het licht. Een gestalte doemde op. Hij stelde zicht voor als Petrus. Hij zei: ‘Daar beneden liggen jullie opgebaard. Hoe willen jullie dat de mensen je herinneren?’ De eerste man antwoordde: ‘Ik zou willen, dat de pastoor mij een fantastische boekhouder noemde en een fijne vader.’ De tweede zei: ‘Op mijn prentje moet staan dat ik een leraar was met hart voor de leerlingen.’ Petrus knikte. De mannen keken nieuwsgierig naar hun vriend. Deze begon bedachtzaam te spreken en peinsde: ‘Ik zou dit willen: als de mensen me opgebaard zien, dat ze dan zeiden: Kijk..., hij beweegt!’

BOZE DROOM

Lieve kinderen. Elze luisterde met grote ogen mee toen haar moeder zat te vertellen. Het ging over de afgelopen nacht. Elza was schreeuwend wakker geworden uit een akelige droom. Ze droomde dat ze ‘s morgen wakker werd en dat ze helemaal alleen was. Pappa was weg en mamma was nergens te vinden. Ze had geroepen, maar niemand kwam. Peet lag niet in zijn bedje en de hele straat was leeg! Ze was alleen op de wereld. Ze was gillend wakker geworden en durfde niet meer te gaan slapen. ‘Wat moet ik daar mee?’, vroeg de moeder mij. ‘Tja, dat weet ik ook niet.’ Ik moest erover nadenken. Laatst had ik zelf gedroomd dat ik niet kon inslapen; de hele nacht had ik gedroomd dat ik wakker lag. Wat doe je daar aan? Ineens mengde Elze zich in het gesprek. ‘Ik weet wel wat ik kan doen!’ ‘Nou, dan vertel het maar eens’, zei mamma nieuwsgierig. ‘Ik kruip bij jullie in bed!’, zei Elze beslist. Mamma schrok. ‘Maar Elze, dat kan niet. Dan wil Peet er ook bij; dat wordt veel te zwaar. Weet je wat? Maak een tekening van je boze droom, dat helpt misschien!’ Elze werd boos. ‘Dan teken ik dat we met zijn drieën door het bed krakken!’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag132
gister382
deze maand1269
totaal825915