De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2009 - 3de zondag van de advent © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

DE TOEGANG TOT GODS RIJK

 

VERLAAGDE DREMPEL

‘Weet u waarom ze niet meer geloven?’ Een oude vrouw keek me met een felle blik aan. Met ‘ze’ zou ze haar kinderen wel bedoelen, veronderstelde ik. ‘Het is ze te gemakkelijk gemaakt!’ Hoe moeilijk zou ze het gehad hebben, dacht ik. Ze ging verder: ‘Wij gingen elke zaterdag biechten. Je dacht na, over elke leugen en elke appel die je gepakt had. We waren nog te bang om naar elkaar te kijken. Een spiegel hing er thuis niet; eentje op de slaapkamers van mijn ouders. En er werd niet gevloekt. Vieze woorden kenden we niet eens!’ Ze was nog lang niet uitgepraat. Loodzware lasten waren op haar schoudertjes gelegd. Het had een enorm karwei geleken om heelhuids in de hemel te geraken. En nu werd er gevloekt op de t.v. op alle netten. Alles moest kunnen. Ze begreep het niet. Nu de hemelse drempel drastisch verlaagd was, geloofde niemand meer in die hemel en op aarde leefde men maar raak!
Als je je leven moet afsluiten, en je hoopt op een goed rapport, wat moet je dan doen? Misschien hoef je niet als held in de geschiedenisboeken terecht te komen, maar hoe leg je het aan, dat de mensen met dierbare gevoelens je naam blijven noemen? Hoe moet je zo leven, dat je zelf tevreden terug kunt kijken? Sterker nog. Hoe kun je in het licht van de eeuwigheid van waarde zijn? Wat moet je dan doen om in Gods ogen goed bevonden te worden?

DUIDELIJKE ANTWOORDEN

De mensen drommen om Jan de Doper samen. Jan beweert dat het koninkrijk van God binnenkort doorbreekt. Wie zich bekeert kan er deel van uitmaken. Het zijn roerige tijden. Geruchten over een naderend eind steken geregeld de kop op. Aan de Jordaan, al bijna in de woestijn, staat Jan te dopen. Het is een bekeringsrite. ‘Wat moeten we doen, Jan?’, vragen burgers van het land. ‘Wat moeten we doen?’, vragen berouwvol de belastingheffers, want er wordt nogal eens op ze gescholden. ‘Wat moeten we doen?’, vragen de militairen, ook zij vrezen het ergste want ze dienen de bezetters. Allemaal krijgen ze een heel duidelijk en concreet antwoord.
Tegen de tollenaars zegt Jan: eis niet teveel van de mensen. Neem genoegen met je rechtvaardig deel. Pak niet waar je geen recht op hebt. Tegen de militairen zegt hij: maak geen misbruik van je macht om anderen te bestelen en te beroven. En tegen de gewone burgers, zoals u en ik, zegt hij: als je twee stel kleren hebt, geef één stel aan een arme donder. Dat klinkt toch redelijk. Als je twee porties eten hebt, geef er een aan een bedelaar. Uit de mond van iemand die in de woestijn sprinkhanen eet is dat muziek! Als zo het laatste oordeel over ons leven is, dan moet er voor ons een toegang zijn tot het koninkrijk van God.

ONZE KOELKAST EN KLEERKAST!

Dat dacht ik dus, maar omdat ik preken moest vandaag, ben ik toch even in mijn koelkast gaan kijken en boven in de kleerkast. Ik heb namelijk veel meer dan twee stel kleren en twee porties eten. Ondergoed en sokken heb ik misschien wel twintig stel. Truien een stuk of zes. Overhemden wel twaalf. Jassen en sandalen... Dat is heel wat bij elkaar. Als ik van tien stellen kleding er vijf weggeef, dan doe ik nog veel minder dan iemand die van twee één geeft. Ik houd er nog vijf over. De Doper eist veel van de mensen.
De soldaten mogen hun macht niet misbruiken. Mensen niet afpersen. Zich geen geld toe-eigenen dat hun niet toebehoort. Dat klinkt fatsoenlijk. Ze moeten hun plicht doen. Maar dan schieten me de krantenberichten te binnen. Ik kocht chocolade en groente en bloemen die door uitgebuite mensen geproduceerd zijn. Mensen eerlijk hun deel gunnen, dat slaat ook op kinderen in ateliers in India en China. Geen voordeel proberen te slaan uit een verzekering. Erop letten dat de boeren ook een eerlijk deel krijgen en dat niet westers kapitaal hen tegen elkaar uitspeelt tot onder de armoedegrens! De derde wereldwinkels en Max Havelaar zijn voorbeelden van hoe het zou kunnen.

HET RIJK BEGINNEN

De antwoorden van de Doper leken zo eenvoudig, maar als je er goed over nadenkt, vraagt hij in elk geval veel meer dan ik tot nu toe gedaan heb. Hij zegt: je zult deel hebben aan Gods koninkrijk als je ernst maakt met je ideaal dat de wereld er voor iedereen is. Alle mensen zijn Gods kinderen en God heeft ze allemaal even lief. Als je dat uitdrukt in je handel en wandel dan ben je al bezig dat Rijk van God te scheppen. Je hoeft geen bijzondere staaltjes uit te halen om het Rijk binnen te gaan. Nee, je moet nu aan de slag om het te bouwen!

BEERTJE

Lieve kinderen. Suzan had een hondje gekregen. Ze had er meer dan een jaar over moeten bedelen. ‘Ik ken dat wel!’, had mamma telkens gezegd. ‘Dan is dat hondje hier en na een paar weken kan ik het verzorgen en uitlaten. Weet, waar je aan begint!’ Maar Suzan wist waar ze aan begon. Ze zou van haar hondje houden. Ze zou hem Beertje noemen en aaien en ermee gaan wandelen. ‘Zit, Beertje!’ zou ze roepen. Trots liep ze door de straat. ‘Is-tie van jou?’ Luc keek met ogen vol verlangen naar Beertje. ‘Tuurlijk’, zei Suzan. ‘Dat is Beertje.’ ‘Van wie heb je die?’ Luc was al twee jaar bezig over een hond. Bij oma en opa, bij mamma en pappa zelfs bij zijn peetoom, maar mamma hield de boot helemaal af. ‘Zolang ik leef, komt er geen hond in huis.’ zei ze definitief. ‘Mag ik hem ook eens vasthouden?’ Suzan aarzelde. Een hond is een grote-mensen bezit. Stel je voor dat hij wegloopt. Beertje is niet gewend aan Luc. Ze nam een besluit. ‘Hier!’ Ze gaf de lijn aan Luc. ‘Goed vasthouden! Hij mag niet de straat oprennen.’ Luc kneep de lijn in zijn vuist en samen iepen ze de straat uit. ‘Dat gaat goed’, dacht Suzan. ‘Als ik dan eens moet optreden met ballet, dan vraag ik Luc of hij de hond uit laat.’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag162
gister382
deze maand1299
totaal825945