De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

TWEEDE ZONDAG IN HET B--JAAR 2009
© Harrie Brouwers, Voerendaal 2009

EEUWIG ACTUELE STEM VAN GOD

 

JOHANNES VERTELT HET ANDERS!

Jezus zoekt leerlingen. Zo beginnen alle vier de evangelisten hun verhaal over Jezus. Maar Johannes vertelt deze gebeurtenis net iets anders!
U moet weten dat hij als laatste zijn verhaal schreef. De teksten van Marcus, Lucas en Mattheus circuleerden al en Johannes kende ze zeker. De evangelies van Marcus, Lucas en Mattheus komen sterk met elkaar overeen. Er zijn wat verschillen in taal en het ene is wat langer dan het andere. Je kunt ook merken dat de een schrijft voor lezers met een Joodse achtergrond en een ander voor Hellenistische christenen, maar ze geven dezelfde kijk op Jezus. Ze zijn ontstaan in een kerk die de spoedige terugkeer van Jezus verwachtte. Bij Johannes is dat anders. De laatste ooggetuigen van Jezus zijn al lang dood en begraven. Men gaat niet meer uit van een spoedig einde van de tijd. Er begint langzaam een kerkorganisatie te ontstaan.
Johannes heeft een hele eigen versie van het verhaal over de roeping van de leerlingen. Bij hem stapt Jezus niet zelf op de aspirant-leerlingen af. Marcus bijvoorbeeld vertelt dat Jezus zich rechtstreeks tot Petrus wendt en hem roept. Maar bij Johannes worden Andreas en Petrus door anderen geïntroduceerd.

INTRODUCEE'S MEENEMEN!

Twee mannen staan bij Jan de Doper. Jezus loopt voorbij. Johannes zegt: ‘Dáár gaat het Lam van God.’ Dat betekent zoveel als: ‘Daar moeten jullie zijn.’ Hij vervolgt immers: de leerlingen luisterden en volgden Jezus. Jezus vraagt: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘We willen eens weten waar je woont’, zeggen ze. En ze gaan kijken. Jammer genoeg vertelt Johannes niet wat zij zagen. Was het een hutje? Een soort pastorie? Woonde hij ín bij zijn familie? Stonden er nog meubels uit Jozefs werkplaats? Niets daarover. Kennelijk is dat niet van belang. Van belang is dat de leerlingen mee naar zijn huis mochten komen. Dat wil zeggen: dat ze vriendschap sloten, dat ze ‘eigen’ werden. Dat ze elkaar vertrouwden. Een van de twee, Andreas, gaat vervolgens zijn broer halen, Simon. Jezus noemt hem een ‘Kei’! Johannes vertelt dus net als alle andere evangelisten dat Petrus en Andreas de eerste leerlingen zijn, maar bij Johannes worden ze niet door Jezus benaderd maar door anderen geïntroduceerd.
Als Johannes zijn evangelie schrijft, is het christendom al een of twee generaties oud. Alle medewerkers van het eerste uur zijn overleden. Er ontstaat een kerkstructuur. Er moet voortgang komen en leiding. Er komen leiders die niet door Jezus rechtstreeks zijn geroepen, maar die door de andere leerlingen erbij werden gehaald. Zij hebben evenzeer gezag. Zij mogen zich evenzeer beschouwen als geroepenen van de Heer. Dat wil Johannes duidelijk maken. Geroepen worden door God kan hetzelfde zijn als er door de mensen bij gehaald worden.

GODS STEM

God roept mensen. Maar het roepen van God realiseert zich in gebaren van mensen. Als er een medemens voor de deur staat die je aankijkt en om hulp vraagt, dan hangt het van je geloof af, of je een bedrieger voor je ziet, ‘n ‘looser’, een pechvogel, of dat je de stem van Jezus hoort. Dat is een keuze die je geloof maakt. God is niet ‘los verkrijgbaar’. Hij is deze wereld binnengetreden en nu heeft de gelovigen de taak om de stem van de Satan te onderscheiden van die van God. Er zijn stemmen die mij verleiden om te denken dat ik meer recht heb op luxe doucheschuim dan een Afrikaan op een boterham; stemmen die mij in slaap sussen met de verzekering dat de armen misschien nog gelukkiger zijn dan ik. En stemmen die me roepen om een woord van troost te spreken, een hand uit te steken en een stuk brood te breken. God bestaat in de werkelijkheid van onze wereld en het geloof is de kunst om Hem te zien.
Jezus ging op weg naar de zieken van Israël, naar tollenaars en Samaritanen. Hij had hulp nodig om brood te delen en handen op te leggen en te vertellen dat God dichterbij was dan men dacht. En na Jezus bleven zijn medewerkers uitnodigen en roepen, tot hier en vandaag. We zijn allemaal door God geroepen, priesters, pastoraal werksters, vrijwilligers. Het verhaal van Jezus gaat verder in en door ons.
Dat is het eigen accent in het verhaal van Johannes!

TROETELNAAM OF SCHELDNAAM
Lieve kinderen. De eerste kennismaking met de ijsbaan was Eefje niet meegevallen. Het was te koud en te glad; je kreeg spierpijn in je kuiten, schaafplekken bij je pols en verzwikte enkels. Ze was net anderhalve meter haar eerste schuiver aan het maken toen ze hard op haar rug terecht kwam. Het gebeurde zo onverwacht dat ze luid begon te snikken. Mamma snelde toe en drukte haar tegen zich aan. ‘Stom, rot ijs!’, riep Eefje boos. Mama streelde over haar ijsmuts en zei: ‘Toe maar, jij bent mamma’s dappere ijsbeertje!’ Met een ruk werd Eefjes laatste snik een lach. ‘Mamma’s ijsbeertje was ze!’ Maar Peter had het ook gehoord! Peter kon al achteruit schaatsen. Hij had erbij staan kijken. Hij bukte zich, schraapte was sneeuw op zijn handschoen en reed ermee naar Eefje: ‘Hier is een visje voor het ijsbeertje!’ Opnieuw werd Eefje boos: ‘Dat mag je niet zeggen! Ik ben geen ijsbeertje!’ Eefje vond het heel leuk als mamma haar zo noemde. Maar ze vond het heel vervelend als anderen het deden. Een scheldnaam of een troetelnaam kan dezelfde naam zijn, maar dan door iemand anders uitgesproken. Mamma keek streng naar Peter, reed naar hem toe, aaide hem ook over zijn pet en zei: ‘Mijn liefste roomijsje!’ Nu was het Eéfjes beurt om sneeuw te rapen. De pijn van de valpartij was ze helemaal vergeten! Ze schravelde naar hem toen en riep: ‘Zal ik wat slagroom op het roomijsje doen?’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag76
gister160
deze maand3008
totaal822768