De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2010 - allerheiligen © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

KINDEREN VAN GOD

 

 

IDENTITEIT

Uit de tijd dat hij als jonge man met Jezus mee op avontuur was gegaan, herinnerde de oude Johannes zich vooral dat bevrijdende gevoel, dat hij zich ‘een kind van God’ was gaan voelen. Een kind van God was hij! Geen gehate Jood die door de Romeinen veracht werd en door de Samaritanen gehaat, geen gulzige, gierige rijkaard die zijn bezit moest beschermen tegen jaloerse armen, geen angstig kind dat wakker lag in de nacht, gaan bejaarde die zich met pijn en moeite voortbewoog en maar moest zien hoe hij die dag aan zijn kostje kwam, of misschien was hij dat allemaal ook wel een beetje, maar vooral was hij zich ‘een kind van God’ gaan voelen. Daar ging het Johannes toch om! Dat is het toch, waar het geloof ook nu over nadenkt. We proberen te begrijpen wie we zijn. Wat is een mens? Waarom besta ik hier en nu?

 

HOGERE UIT HET LAGERE

De mens heeft altijd verwantschap gevoeld met de rest van schepping. De oude filosofie ging ervan uit dat de lagere bestaansvormen een soort streven in zich hadden om het hogere te worden. Een rups verlangde ernaar om vleugels uit te strekken. Lood zou het liefste goud willen zijn. De alchemist probeerde het lood daar een handje bij te helpen. Dat lukte niet, maar de scheidkunde die hij ontdekte was meer dan goud!
Er zat ook iets primitiefs in die opvatting. Bijvoorbeeld de gedachte dat het hoogst bereikbare de mannelijke bestaansvorm was, en dat dus zelfs de vrouw in haar ontwikkeling ergens was blijven steken. Men was vertrouwd met de gedachte dat het hogere zich ontwikkeld had uit het lagere. De gedachte van Darwin, dat mensen en apen dezelfde voorouders hadden, kwam dus niet onverwacht, maar het gaf een schok, dat deze ontwikkeling beschreven kon worden zonder de scheppingskracht van God. Het blinde toeval was voldoende om het proces te begrijpen. Achteraf is het wel duidelijk waarom Darwin God niet tegenkwam in de beschrijving van het ontstaan van de mens. Het was immers het scheppingsproces zelf waarvan hij een klein deel verklaarde. Het wàs Gods plan dat hij in kaart bracht.

 

TUSSEN AAP EN ENGEL

Hoe dan ook, de mens is altijd bezig geweest met de vraag: waar sta ik in de scheppingsorde? In elk geval staat de mens bovenaan. Hij kan begrijpen, hij kan liefhebben, hij kan zich - op zijn best - voor anderen offeren. Hij is degene die de dieren hun naam geeft en heerst over hen. Tegelijk was hij minder dan god. Hij was sterfelijk. Hij was minder dan de engelen.
Er loert een gevaar als je de blik laat dwalen van de lagere levensvormen naar de hogere toe. Je begint te kijken naar biologische wezens en je bent geneigd om hogere vormen te zien als iets van dezelfde orde. Het hogere is echter niet het lagere dat een beetje hoger staat. Het lagere is voor ons de realiteit. Het hogere is alleen in symbolen en beeldspraak weer te geven.

 

KIND VAN MENSEN EN VAN GOD

Voor mijzelf wordt de vraag naar wie de mens is, het meest duidelijk in een doopviering. Iedereen kijkt naar het roze wezentje, met een wolk van zachte stoffen omhuld, in de armen van zijn moeder. Dit nieuwe mensenkind is voortgekomen uit de liefde van zijn ouders. De ouders kijken vertederd en trots. Inderdaad. Dit kind is ontstaan uit hen. Maar nu zijn ze hier naar de kerk gekomen omdat dit kind meer is dan uit wie het voort kwam; het is ook een kind van God. Dat willen ze laten zien. De ouders knikken instemmend. Inderdaad. Daar gaat het om. Het is hun kind en het is een kind van God. Dat het Gods kind is doet niets af aan het feit dat het hùn kind is. Het kindschap van God is niet een nieuw feit, maar het is ditzelfde kind met andere ogen gezien; met ogen die zoeken naar de zin van dit bestaan, die achter de feiten het Geheim willen bevestigen, die het verlangen hebben ontdekt naar iets hogers, iets mooiers, iets beters.

 

HEILIGEN

De bejaarde Johannes denkt met ontroering terug aan de woelige jaren die hij in Palestina had doorgebracht met de man van Nazaret. Die had hem de ogen geopend voor dat bevrijdend inzicht: hij was een kind van God. Als wij iemand ‘kind van God’ noemen, bevestigen wij ten diepste zijn menselijke waardigheid.
De eerste christenen spraken over zichzelf als over ‘de heiligen’! Niet omdat ze zo braaf waren of zonder zonden, maar omdat ze zich kind van God voelden, dat was hun diepste identiteit. Dat wij heiligen zijn, dat vieren we vandaag, niet omdat we zo goed zijn, maar omdat we tot het goede geroepen zijn.

 

GRAF

Lieve kinderen. ‘Mag ik mee?’ Klaartje wilde met mamma mee naar het kerkhof, maar mamma had niet zoveel tijd. Ze wilde alleen maar even een bloemetje bij het graf zetten, en ze was bang voor alle vragen van Klaartje en dat ze geen antwoorden wist. De dood is ook zo’n moeilijk onderwerp. ‘Ach meisje, ik moet ook nog naar de apotheek.’ Klaartje hoorde aan het antwoord dat mamma eigenlijk vond dat ze haar mee moest nemen. Dus greep ze haar kans. ‘Asjeblief. Ik wil ook even naar oma toe.’ ‘Gauw dan!’ Klaartje rende naar de kapstok en begon haar jast al aan te trekken. ‘Zit God onder de grond?’ Daar kwamen de vragen. ‘Nee meid’, God zit boven in de lucht. Gek is dat, dacht mamma. Als God daar boven is dan is hij ook in de grond. ‘De wormen wel hè’, stelde Klaartje nuchter vast. Zou ze die akelig vinden?, dacht mamma. ‘Die zijn nìet in de lucht’, stelde Klaartje vast. ‘Ik denk dat oma het niet fijn vond in de grond. Ik denk dat ze allang weg is!’ ‘Daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben’, zei mamma opgelucht. ‘Waarom gaan we dan nog naar het kerkhof?’ ‘Het is de plek waar wij afscheid van haar hebben genomen.’ Ze zetten een bloemetje op het graf. En ze baden even: ‘Goede God zorg voor oma, waar ze ook is!’ Onderweg naar de uitgang zei Klaartje ineens: ‘Waarom gooien we de bloemen niet in de lucht?’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag105
gister86
deze maand3629
totaal823389