De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2011 - 5de zondag door het jaar © Harrie Brouwers, Voerendaal

 

 

SMAAKMAKERS

 

HET VERSCHIL

‘Het is hier mooi wonen’, stelde ik vast terwijl ik vanuit de kamer naar buiten keek en overal groen zag. ‘Nou, het is niet meer wat het geweest is!’ De bewoners begonnen te vertellen over de straat waar ze leefden. Het was altijd een leuke straat geweest met veel kinderen. De kinderen waren groter geworden en een voor een vertrokken. De ouders zonder hun kinderen hadden, voor en na, een kleinere woning gezocht. Dat was allemaal nog niet zo erg geweest. Hun eigen dochter was ook het huis uitgegaan. Maar nu hadden ze gehoord dat de overbuurvrouw naar een bejaardenhuis ging. En dat was nou zo’n apart mens geweest. Tot vorig jaar had ze elke vrijdagmiddag, voordat ze boodschappen ging doen, even aangebeld. ‘Of ze iets mee kon brengen?’ En toen hij in het ziekenhuis had gelegen, had ze elke middag aangeboden om haar daarheen te rijden. ‘Is dat niet teveel moeite?’ ‘Nee, hoor!’ Ze deed het graag. En of het nu om sneeuwruimen ging of bladeren vegen, ze was altijd ook op de stoep van anderen aan het werk en altijd had ze goeie zin. Ze máákte de straat.

 

SFEERBEPALER

We kennen allemaal wel mensen die de sfeer maken..., in een klas, in een lerarencorps, in de voetbalclub. Iemand die met zijn vriendelijkheid de stemming bepaalt op familiebijeenkomsten of tijdens een busreis. Zo als er ook altijd wel een mopperaar is, die het voor iedereen bederft, die over alles ontevreden is en dat luidkeels laat merken. Er is altijd wel iemand die de sfeer in de klas verknalt als iedereen geconcentreerd aan het werk is, of zit te luisteren naar een spannend verhaal. Altijd wel iemand die de stemming op een fuif verziekt - eentje is genoeg! Iemand die met een zatte kop de hele groep meekrijgt bij het aanrichten van vernielingen. Zo heb je dus ook de zonnetjes-in-huis, de mensen die smaak geven aan de avond, aan het etentje, de camping of de wandeling. Eén is genoeg. Je hebt aan één smaakmaker genoeg voor een gezellige buurt, voor een fijne flat of een prettige afdeling in het ziekenhuis.

 

ZOUT IN DE PAP

In het evangelie noemt Jezus deze mensen ‘het zout in de pap’. Je hebt maar weinig zout nodig om het verschil te maken. ‘Jullie zijn het zout.’ Je hoeft niet met velen te zijn, als je je smaak maar niet kwijtraakt.
‘Jullie hoeven niet met velen te zijn...’, dat is de boodschap. De kerk van Jezus hoeft niet groot te zijn. Maar de gelovigen moeten wel met overtuiging uitdragen dat ze Gods kinderen zijn; ze moeten de smaakmakers zijn, zij moeten een aanstekelijk vertrouwen ten toon spreiden in Gods koninkrijk dat er komen kan en zal. De wereld wordt een betere wereld, niet als iedereen christen is, maar als er in elke buurt een paar mensen wonen die er vast in geloven dat het goede overwint, dat gastvrijheid gelukkig maakt, dat barmhartigheid je een rijker mens maakt.
Dat is de uitnodiging, dat het zout zijn smaak niet verliest. Dat we er zin in hebben. Dat ons verlangen uitgaat naar warmte in de wereld, naar barmhartige oordelen, naar daden die recht doen aan mensen.
En Jezus die zo’n hekel had aan de Farizeeën die rondliepen met grote kwasten aan hun mantel, die hardop liepen te bidden om hun vroomheid te showen, die ostentatief hun offergaven in de collectebus lieten rinkelen en op de ereplaatsen aan tafel luidruchtige redevoeringen over God ten beste gaven, deze Jezus dus, zegt: laat die gewone mensen, die smaakmakers, die vredestichter, laat zij stralen! Ze moeten hun licht laten schijnen en aan de wereld laten zien wat ze allemaal goed doen.
 

 

SNUFJE

Lieve kinderen. Ruth mocht mamma helpen in de keuken. Dat vond ze leuk. Ze mocht het niet vaak. ‘Nu niet, Ruth, mamma heeft geen tijd!’ ‘Maar ik wil je juist helpen.’ Ruth begreep het niet. Als mamma geen tijd had dan kon ze toch zeker wel hulp gebruiken. Maar vanmiddag mocht ze helpen. Ze gingen wafels bakken. Dat was moeilijk. Het was heel moeilijk om het deeg te roeren. Je moest de garde met twee handen vasthouden en dan ging de kom mee met her roeren en het deeg bleef op zijn plaats. Ruth ging zitten en klemde de kom tussen haar voeten. Ze mocht nog twee eieren in het beslag klutsen en toen ging het roeren wat gemakkelijker. ‘Nu nog een snufje zout’, zei mamma. ‘Een snufje...?’ Ruth schoot in de lach. ‘Wat is een snufje?’ ‘Een snufje is wat tussen duim en wijsvinger blijft zitten.’ ‘Dat is ook niet veel!’ ‘Het is genoeg.’ Toen kwam het mooiste. Mamma deed wat olie in het wafelijzer. Ruth mocht er een lepel beslag in doen en toen begon het zalig te ruiken in de keuken.
‘s Middags kwam oma de wafels proeven. Ruth had er een op het bord met het gouden randje gelegd. Als een echte serveerster bood ze het oma aan. Oma proefde onmiddellijk. Ze nam een klein hapje en begon voorzichtig, met de ogen dicht, te kauwen. ‘Heerlijk’, zei ze toen, terwijl ze nee schudde met het hoofd. ‘Heerlijk. Ik proef een geheim ingrediënt. Hmmmh!’ ‘Dat klopt riep Ruth blij.’ ‘Je hebt ze gebakken met liefde!’, zei oma nog steeds met de ogen dicht. ‘Nee hoor, er zit konijn in?’ ‘Konijn?’ ‘Ja, ik heb ze gebakken... met Snufje!’


  MENU


   
BEZOEK
vandaag27
gister176
deze maand3931
totaal823691