De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2011 - 2de zondag van Pasen

 

 

WIE GELOOFT IN MIJ?

 

KRACHT VAN GELOOF

Een man vertelde over zijn jeugd. Hij was al heel jong naar een kostschool gestuurd. Hij herinnerde zich eindeloze ruzies tussen zijn vader en zijn moeder, gevloek en getier, schreeuwen en huilen, en hoe hij daar niet tegen kon en vaker zijn oren dichtstopte. Als hij ‘s woensdags thuiskwam van het voetballen kon hij buiten het gekibbel al horen. Hij sloop dan naar zijn kamer. Als z’n ouders merkten dat hij thuis was werd het rustig, maar voortdurend leefde hij in de angst dat het gevecht kon oplaaien. Vooral aan tafel was de spanning te snijden. Als mama het zout vroeg aan pappa, hield hij de adem al in. Het ergste was nog wel dat hij als kind het gevoel had gehad dat hijzelf de oorzaak was van alle ruzies. Dat idee werd versterkt toen een tante kwam praten en zijn ouders overreedde hem naar kostschool te sturen. En daar in België, daar brak toen de heerlijkste tijd van zijn leven aan! Daar waren leraren en groepsleiders die in hem geloofden! Hij werd spoedig aanvoerder van het elftal, hij sloeg geen gek figuur met boetseren en schaakte een aardig potje tegen jongens van twee klassen hoger. Hij voelde zich gewaardeerd. Letterlijk zei hij: ‘Daar geloofden ze in mij.’ Alex vond zijn eigenwaarde terug. Op kostschool werd opgebouwd wat thuis elke dag opnieuw ondermijnd was geworden. Een mens kan niet groeien zonder anderen die in hem geloven.|

FEITEN

Zijn opmerking maakte mij heel duidelijk wat geloven eigenlijk is. Geloven is niet op iemands gezag een onbewezen feit aannemen. Geloven gaat namelijk niet over feiten. Feiten ken je of je neemt ze aan. Bij twijfel ga je even googel’en of een encyclopedie open slaan. Geloven is echter geen kwestie van ergens iets opzoeken. Geloven gaat niet over feiten maar over mogelijkheden. Op kostschool geloofden ze niet in wie Alex wàs, een bang jongetje dat de neiging had weg te kruipen en zich te verstoppen; nee, ze geloofden in wie Alex zou kunnen worden: een zorgzame teamspeler die zijn best deed om er iets van te maken, een jongen met gevoel en verstand. En elke dag konden zijn leraren zien hoe hij steeds meer de jongeman werd in wie men geloofde.

 

MOGELIJKHEDEN

Thomas uit het evangelie van vandaag twijfelde niet aan de gebeurtenissen. Jezus was dood en begraven. Dat waren de feiten. Het was niet de vraag waar het graf was, of wie hem vermoord had. Niet de fysieke waarheden waren in het geding maar een geheim. Het ging over een mysterie dat ons verstand en ons wezen te boven gaat. Het ging over de vraag wat bij God mogelijk is. Dat Jezus Gods geliefde kind was, ook toen hij stierf aan het kruis. Dat Jezus voortgekomen was uit de Eeuwige; dat hij ontstaan was uit pure liefde. Dat die Liefde ook zijn bestemming was.
Jezus zelf was iemand geweest die vast geloofde in het koninkrijk van God. En ook dat koninkrijk is niet iets wat er ís, het is iets wat er kàn zijn, wat er zal komen, wat er mòet komen! Het rijk van God, dat was voor Alex een omgeving waarin hij zich gewaardeerd kon voelen; een tafel met vrienden die niet elk moment in ruzie uiteen zou vallen. Het rijk Gods was voor Jezus een nieuwe toekomst voor een vrouw die men had willen dood stenigen. Het was een nieuw leven voor een melaatse. Het geloof was voor Jezus een feestmaal waar armen en gebrekkigen welkom geheten werden. Jezus was daarvoor in de weer geweest. Hij had gebeden om de komst van dat rijk. Hij had eraan gewerkt bij elke ontmoeting. Hij had het zijn leerlingen op het hart gedrukt: daarvoor ben je aarde; dat is de taak in je leven, om de goddelijke potentie te zien die erop wacht om gewekt te worden. Met die hoop en met dat geloof, stonden ze nu bij Jezus’ graf!

 

SCHOORSTEEN

Lieve kinderen. ‘Wie kent Thomas?’ De kinderen in de kring begonnen te lachen. ‘Natuurlijk, wie kent Thomas níet?’ Dat zijn slimme kinderen, dacht ik. ‘Ik heb Thomas gezíen!’, riep er eentje keihard door de klas. ‘Thomas gezien? Dat kan toch niet!’ Ik geloofde er niets van. De kinderen begonnen te lachen. ‘Natuurlijk wel!’ ‘In Simpelveld’, riep er eentje. ‘Thomas in Simpelveld!?’, vroeg ik ongelovig. ‘Dat kan niet.’ ‘Een paar jaar geleden was Thomas in Simpelveld’, riep Anne terwijl ze het uitproestte. ‘Dat moet wel 2000 jaar geleden zijn’, zei ik. Alweer begonnen ze te lachen. ‘Toen was ik jarig’, verzekerde er eentje. Ik geloofde er helemaal niks van.’Hoe zag Thomas er dan uit?’  De kinderen schaterden. Dat was een domme vraag. ‘Gewoon’, Dirk spreidde zijn handen naast zijn lichaam. ‘Gewoon, een grijs gezicht..., grote ogen en een schoorsteen op de kop!’ Daar ging me een licht op! ‘Sorry kids, dat ik jullie niet kon geloven. Maar je hebt gelijk. Het treintje Thomas was in Simpelveld. Ik bedoelde een andere Thomas, een vriendje van Jezus. Nu was het de beurt aan de kinderen om ongelovig te kijken. Thomas een vriendje van Jezus, dat leek hoogstonwaarschijnlijk!

 


  MENU


   
BEZOEK
vandaag89
gister112
deze maand4623
totaal819075