De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2011 - Drievuldigheidszondag © A.Oude Nijhuis / Harrie Brouwers

 

{mp3}preek2011drievuldhKun{/play}

GESTALTEN VAN GOD


Op de lagere school, tegenwoordig heet dat basisschool, kwam elke week de kapelaan godsdienstles geven. Ik kan me nog herinneren hoe hij ons probeerde de Heilige Drievuldigheid of Heilige Drie-Eenheid uit te leggen. Hij gebruikte hiervoor drie lucifers. Deze kunnen alle drie afzonderlijk branden, maar als je ze tegen elkaar aan houdt, heb je maar één vlam. 'Zo is het ook met God: drie maar toch één', zo zei hij. Helemaal duidelijk! Als kind van een jaar of 11-12 was ik het daar helemaal mee eens en dacht er toen verder niet meer over na.

Dit weekend wordt het feest van de Heilige Drie-Eenheid gevierd. De kerk vraagt onze aandacht voor God, die een mysterie is. God is niet ons intellectueel bezit. Hij is een ondoorgrondelijk geheim, een raadsel dat ons verstand te boven gaat. Dat geheim kent meerdere gezichten. Bij mezelf ben ik eens te rade gegaan wanneer ik in mijn leven iets van dat goddelijk geheim heb mogen ervaren. Drie keer meen ik iets van Gods gelaat bespeurd te hebben.

Mijn vader lag op sterven en zou de sacramenten van de zieken ontvangen. Wij noemen dat vaak “Bediend worden”. Omdat we even moesten wachten op de rector, werd hij onrustig. Hij was bang dat hij dit niet meer bij bewustzijn kon meemaken. Na afloop bedankte hij iedereen: de rector, het verplegend personeel en ons, zijn kinderen. Daarna draaide hij zijn hoofd naar mijn moeder en zei: ,Iech bin zoe gelökkig., Als je op zo’n moment, terwijl je weet dat je ieder moment kunt sterven, zoiets vol overtuiging kunt zeggen; dat vind ik een getuigenis van je geloof in God.  Dit moment vergeet ik van zijn leven niet meer. Het was voor mij een moment van grote emotie , maar ook van rust en overgave. Ik had er vrede mee toen mijn vader de dag erna stierf. Door hem werd mijn geloof verstevigd.

Een andere ervaring had ik toen ik voor het eerst als 19 jarige met de bus op reis naar Italië ging. De helft van de vakantiegangers was moe en lag te slapen. We waren al door de Alpen gereden en die vond ik mooi en lieflijk.  Maar toen kwamen we door de Dolomieten. Ruig, ongerept, schitterend, ik werd er stil van. Hoe kon je, als je dit zag en ziet, zeggen dat God niet bestaat? Het was mijn allereerste keer dat ik me bewust werd van een enorm geluksgevoel, dat ik dit mocht beleven. Een Godsbesef , begreep ik later.

En een derde keer was toen ik onze oudste dochter in het ziekenhuis bezocht. Ze had net de lange, zware bevallig achter de rug  van haar eerste kindje. Ze lag er moe bij, maar met een glimlach, zo gelukzalig, kijkend naar haar zoontje,ons eerste kleinkind, dat de tranen me in de ogen sprongen en ik niets kon zeggen, maar haar en haar kindje alleen maar vast kon houden.

Tegenwoordig hoor en lees je vaak dat de mensen de kerk verlaten. Maar als je hun vraagt of ze in God geloven, merk je dat er toch vaak iets is dat ze niet kunnen omschrijven. Een gevoel, dat er toch 'iets' is of moet zijn. Het wordt omschreven als 'ietsisme'.
Volgens mij hebben veel mensen het mysterie God wel eens ervaren, maar zijn zich daar misschien niet zo van bewust. Het zijn vaak alledaagse dingen die voor iemand van grote betekenis kunnen zijn.
Drie van zo’n voor mij niet alledaagse dingen heb ik u net verteld. Het waren voor mij drie overweldigende momenten die ik de naam God wil geven.

{play}preek2011drievuldhLau{/play}

GODSGEHEIM


Tussen het jaar 325 en 451 kreeg de leer over de drievuldigheid zijn definitieve vorm. Er waren talloze discussies voor nodig geweest en drie concilies, in Nicea, Constantinopel en Chalcedon. Het probleem was dat het christendom maar één God erkende. Dat had Jezus ook gedaan, met grote nadruk. Maar de christenen waren Jezus goddelijke eer gaan bewijzen. Ze baden tot Hem, ervoeren Hem als God en dat voelde goed. Jezus had de Geest beloofd. Twee of drie goden, dat kon echter niet. Vandaar alle debatten van de godgeleerden. Het dogma van de drie-eenheid moet je dus allereerst zien als de permissie om tot Jezus te bidden als tot God. Om dit mogelijk te maken sprak men over een God in drie verschijningsvormen, een God met drie maskers. U moet denken aan de maskers die Griekse toneelspelers voor hun gezicht hielden als ze de tekst declameerden van het personage dat ze speelden. Zo’n masker heette ‘personè’. Wij zouden ‘personage’ zeggen of rollen; één God met drie gezichten.

Dat drie één kan zijn, zegt nog een diepere waarheid. Het zegt dat het mysterie van God al onze denkkaders te boven gaat. God is immers niet het resultaat van onze gedachtes. Hij is niet ons ontwerp. Natuurlijk, Hij is dat óók; we kunnen hem alleen denken als een gedachte, maar de God die werkelijk bestaat die gaat de grenzen van onze gedachte vele malen te boven. Daar kan het dogma van de drie-eenheid ons telkens opnieuw aan herinneren. De werkelijke God, de God die ècht bestaat, die is totaal anders dan de God die wij ons bedenken. En als we ooit twijfelen aan God, dan twijfelen we aan het beeld dat we ons zelf van God hebben gemaakt.

Diepe indruk maakte op mij een tekst van Meister Eckhard. Deze 13de eeuwse mysticus vertelt ergens over een begijntje dat hem met een bezorgd gezicht toevertrouwt: ‘Eerwaarde vader, ik moet bekennen dat ik al drie keer bekoord ben door de gedachte dat God niet bestaat.’ Eckhard zegt: ‘als ik zoiets hoor, dan zeg ik meestal: proficiat! Zover bent u al!’ Het kwijtraken van de kinderlijke voorstellingen van God is een stap in de goede richting. Het is een stap naar de waarheid, want God is niet het product van jouw grijze hersencellen. De echte God is niet jouw gedachte, maar jij bent Gods gedachte. Alleen door je hoofd leeg te maken, alle schema’s en begrippen los te laten, kun je de ruimte scheppen waarin God kan binnen komen. God bedenk je niet, maar Hij komt over je!

Het geloof in God is niet erg populair tegenwoordig. Misschien kan het helpen als we in ons spreken over God meer aandacht schenken aan het mysterie. Als we niet te stellig zeggen te weten wat God wil, wat Hij denkt en wat Hij van ons vraagt. God is niet het bezit van de één, dat aan de ander wordt opgelegd.
Ooit is me dat heel duidelijk geworden tijdens een zomervakantie van de welpen. De wat oudere akela had de gewoonte om de dag rond de vlag te sluiten met een gebed. Ze ging daarin zelf improviserend voor. ‘Lieve God, dank u wel voor deze fantastische dag en dat we zo heerlijk hebben gespeeld en zo lekker hebben gegeten. Waak over ons en laat ons rustig slapen gaan. Amen.’ Ik stond ernaar te luisteren en dacht: wat heeft dit nu met God te maken? Wat moet dat jongetje dat de hele dag met heimwee heeft rondgelopen, of het kereltje dat niet goed mee kan doen met voetballen? Is God alleen maar het fatsoen, ‘de goede gang van zaken volgens akela’? En is het Gods wil om vannacht rustig te gaan slapen? Waarom kan het Gods wil niet zijn, dat Denis een kikker in de slaapzak van akela stopt?!
We doen het zo makkelijk: God snijden naar onze eigen maat. Maar de prijs is dat we op een goede dag niet meer in die God kunnen geloven! ‘Gelukkig, zover bent u al’, hoor ik dan Eckhard zeggen, ‘want dan kan de ware God zich openbaren.’ Die is niet logisch maar zelfs met onze wiskunde in strijd!

WATER
Lieve kinderen. ‘Bestaat God wel echt?’ vroeg Danique, terwijl ze mij een beetje wantrouwig aankeek. Ik heb haar een verhaaltje verteld.
Er was eens een familie goudvissen. Vader goudvis voedde de kleine goudvisjes op, vriendelijk maar ook streng! Op zekere dag verzamelde de kinderen om zich heen en zei: ‘Luister, één ding moeten jullie goed onthouden: het allerbelangrijkste voor een vis is water. Begrijpen jullie dat? Zonder water ga je dood.’ De visjes knikten. ‘Zorg dat je nooit buiten het water komt. Beloven jullie dat?’ ‘Ja dat beloven wij’, zeiden de visjes braaf. ‘En het tweeds belangrijke is de kat. Blijf altijd uit de klauwen van de kat!’
Toen pappa een paar plasjes verder was gezwommen zei de kleine goudvis tegen zijn broertje: ‘Wat is dat, een kat?’ Zijn broer keek ernstig. ‘Dat zul je nog wel ontdekken. Soms zie je ineens een akelig gerimpeld monster boven je. Maak dan dat je wegkomt. Hij slaat een lange vin uit met scherpe tanden en dan ben je er geweest.’ ‘Oké’, zei de kleine. ‘En water? Wat is water? Dat was zo belangrijk?’ ‘Tja’, zei zijn broer. ‘Daar vraag je wat. Water heb ik nooit gezien. Ik heb er veel over gehoord, maar ik ben het nog nooit tegengekomen. Misschien is pappa in dat opzicht wat ouderwets.’ Na die woorden zwommen de broertjes ieder hun eigen rondje.
Laten we hopen dat ze nooit ontdekken wat water is, want dan liggen ze op het droge....! Laten wij hopen dat wij nooit buiten God vallen!


  MENU


   
BEZOEK
vandaag103
gister112
deze maand4637
totaal819089