De genoemde datums laten het moment van publicatie zien, 
De datum waarop de preek gehouden is ligt gewoonlijk een week later

2012 - 22ste zondag door het jaar © Harrie Brouwers

 

 

OVER DRUKTEMAKERS

 

 

TASSE KAFFEE

 Ik las onlangs een boeiend verhaal. De journalist Jo Schoormans had een driedelig werk geschreven over zijn grootouders. Je leest er de lotgevallen van mensen die hun wortels hebben aan beide kanten van de grens, en die in deze omgeving probeerden te overleven, temidden van grillige politieke en economische omstandigheden. Ergens citeert Jo uit een in het Duits geschreven brief van zijn overgrootmoeder. De vrouw is omgeven door de verschrikkingen van de oorlog. Ze schrijft dat ze geëvacueerd was geweest, dat een zoon voor zijn huis was gedood, een schoondochter en haar kind aan een ziekte waren bezweken en een andere zoon aan het Oostfront was gesneuveld. Dan ineens klinkt de verzuchting: ‘Bekämen wir alte doch wenigstens etwas Kaffee. Das würde einen gut tun, eine Tasse Kaffee. Der wird bei euch sicher nicht mit so furchtbaren Preisen bezahlt wie hier.’ Vervolgens gaat het weer over verwoestingen en de dood van geliefden.

 

FUTULITEIT VERSUS RAMP
Je moet er na al die jaren bijna mee lachen: die opsomming van de ene ramp na de andere en dan dat intens verlangen naar een betaalbaar kopje koffie. De passage greep me aan. Ze illustreert namelijk hoe wij zijn; hoe mensen met catastrofes proberen om te gaan. Ze klampen zich vast aan een futiliteit omdat ze de grote problemen niet aankunnen. De overleden zonen komen niet terug, maar naar koffie kun je vurig uitzien.
‘Mamma zit altijd te zeuren over mijn fiets; dat ik er niet voorzichtig mee ben; dat ik hem niet tegen de muur moet kwakken; dat ik hem vaker moet poetsen...’ De puber zuchtte. Inderdaad, zijn moeder maakte zich grote zorgen over zijn vriendjes, over de vraag of hij rookte en andere middelen geprobeerd had; of hij nog wel de motivatie had om te studeren. Maar daar durfde ze niet naar te vragen. Ze wilde geen spoken oproepen, dus zeurde ze maar over de fiets.
Een vrouw zag haar man achteruitgaan. Ze was bang voor wat de toekomst nog zou brengen en dat ze de zorg niet meer aankon, maar al die twijfels drong ze naar de achtergrond en ze bewoog hemel en aarde - begon zelfs een rechtzaak..., om een vochtplek in de kelder te bestrijden.
Mensen blazen kleine problemen soms op om zich tegenover de grote zorgen niet zo machteloos te voelen.
Jezus ziet hoe de gelovigen zich vastklampen aan geboden en regeltjes over vlees eten en klusjes doen op de sabbat, om zo de werkelijke wil van God niet te hoeven horen. Het echte kwaad maakt immers zo machteloos! Wie kan de wereld voeden? Wie kan de atoomgevaren bezweren? Wie kan een vergrijzend Europa overeind houden? Laten we ons dan maar druk maken over een paar cent ontwikkelingshulp en een buitenlander in de straat.

 

GODS ZORG
De apostelen hoeven van Jezus hun handen niet te wassen, en de vijgen ook niet die ze op de markt hadden gekocht. Mijn moeder zou het niet met hem eens zijn geweest! Handen wassen voor het eten was een verplichting. Wij dachten dat je dat uit beleefdheid moest doen en om het witte tafelkleed niet zwart te maken. Geen moment dachten we aan bacteriën en virussen. Mijn moeder wel. Toen ze een rookstoel in een tweedehands winkel voor me had gekocht - ik ging theologie studeren - gooide ze de kussens meteen weg; die moesten vervangen worden. Ik vond dat maar overdreven; ik was er niet vies van. Beter gezegd: ik had nog geen idee van vlooien en luizen. Pleit Jezus hier voor onhygiënisch gedrag?
Natuurlijk niet. Jezus verbaast zich erover dat de mensen vreselijk veel energie steken in het wassen van hun handen en dat tot een heilig, onaantastbaar gebod maken, maar tegelijk onbekommerd zijn om het feit dat honderden mensen in de stad niet te eten hebben en dat weduwen het huis werden uitgezet vanwege oude schulden. Het recht in de wereld moet de eerste zorg zijn en niet of je schone handen hebt! Dus vergeet nu maar even die koffie en bekommer je om je kinderen.

 

AAN TAFEL!

Lieve kinderen.  ‘Heb je je handen gewassen?’, vroeg mamma aan Dirk vlak voordat ze de soep opschepte. Ze keek streng naar zijn vingers. Dirk maakte zijn handen open en keek er ook naar. Ze zagen er nogal schoon uit dus waagde hij het erop. ‘Ja zeker!’ Dirk vond handen wassen iets voor meisjes. Dat wist mamma ook, dus zei ze streng: ‘Vooruit, niet jokken, ga ze wassen anders krijg je geen balletjes.’ Met tegenzin liet Dirk zich van zijn stoel glijden.’ ‘Ik vind het niet eerlijk!’, hield hij nog even vol. ‘Beter twee keer gewassen dan niet gewassen’, zei mamma. ‘Dan moet Lotte haar handen ook nog eens wassen!’, scoorde Dirk snel.
Toen Dirk terug was rook hij nog even aan zijn handen. ‘Nou zijn ze héél erg schoon’, stelde hij vast. ‘Nu hoef ik geen lepel te gebruiken!’ ‘Als je dat maar uit je hoofd laat!’ ‘Waarom moet ik mijn handen wassen als ik alleen maar met een vork mag eten? De vork is toch schoon?’ Mamma en zelfs Lotte gingen hier niet meer op in. Of wisten ze het antwoord niet? Na de soep kwamen de boontjes en een blind vink. Dirk had er appelmoes bij. Een stukje van de vink wilde hij met een veeg appelmoes samen op de lepel. Dat lukte niet. Gauw schoof mij met de linkerduim het hapje erop. De duim likte hij af. Pappa had het gezien: ‘Zie je nou Dirk, als mamma gekookt heeft, is het om je vingers bij af te likken. Daarom wassen we de handen voor het eten. ‘En nà het eten!’, riep mamma er dreigend achteraan.

 


  MENU


   
BEZOEK
vandaag37
gister109
deze maand3670
totaal823430